De pirarucu is een van de grootste zoetwatervissen ter wereld. Hij kan tot 3 meter lang worden, meer dan 200 kg wegen en 15-20 jaar oud worden. Hij komt oorspronkelijk uit het Amazonebekken van Brazilië, waar zijn naam is afgeleid van de inheemse woorden voor “vis” en “rood”, een verwijzing naar de kleur van de schubben bij zijn staart en zijn vlees. De vis migreert tussen meren en rivierkanalen en overstroomde bossen tijdens het regenseizoen.
De biologie van de pirarucu is uniek onder de vissen in die zin dat hij lucht kan ademen en om de vijf tot 15 minuten naar de oppervlakte moet komen om dit te doen. Dit gedrag, samen met zijn grootte, betekent dat hij voor vissers maar al te gemakkelijk te vangen is. A. gigas wordt van oudsher gegeten door de inheemse Brazilianen en de commerciële visserij op de soort begon in de 18e eeuw. Eén pirarucu kan tot 70 kg vlees opleveren en voor wel 200 USD worden verkocht. Zelfs de schubben en de huid worden gebruikt om goederen te maken. In 2001, na twee eeuwen van massale exploitatie, werd het vissen op pirarucu’s illegaal in Brazilië. Bij gebrek aan economische alternatieven is de illegale visserij nog steeds welig tierend.
Het Amazonebekken beslaat een gebied van 7,5 miljoen vierkante km, ongeveer 40 procent van het continent Zuid-Amerika, wat het bijna onmogelijk en onbetaalbaar duur maakt om het aantal in het wild overgebleven pirarucu’s goed te onderzoeken. De Rode Lijst van de IUCN heeft de vis dan ook ingedeeld in de categorie “gegevens ontbreken”. Uit recente studies is gebleken dat de pirarucu-populaties nog steeds floreren in bepaalde gebieden van het stroomgebied waar vissers met een traditionele harpoen op de vis jagen. Zij zijn dan in staat de vis nauwkeurig te tellen en te merken, waarbij zij zich houden aan quota en andere beheerspraktijken die ervoor zorgen dat de populatie duurzaam blijft bestaan. De toepassing van deze praktijken heeft ertoe geleid dat de voorheen slinkende pirarucu-populaties zich veelbelovend hebben hersteld.