Bashan, land dat vaak in het Oude Testament wordt genoemd en later belangrijk was in het Romeinse Rijk; het ligt in wat nu Syrië is. Basjan was het noordelijkste van de drie oude divisies van oostelijk Palestina, en in het Oude Testament was het spreekwoordelijk om zijn rijke weiden en dichte bossen. In de tijd van het Nieuwe Testament was Bashan een van de grote graanschuren van het Romeinse Rijk. Ashtaroth, Edrei, Golan en Salchah waren belangrijke Oudtestamentische steden in Basjan. Bozrah (Romeins Bostra) was een belangrijke Nabateeër en Romeinse stad.
De Israëlieten versloegen Og, koning van Basjan, bij zijn grensstad Edrei (Numeri 21:33 e.v.) en wezen zijn land toe aan de helft van de stam van Manasse. Van 84 tot 81 v. Chr. werd Basjan geregeerd door Alexander Jannaeus van Judea, maar het land in het oosten behoorde toe aan de Nabateeërs. De Romeinen dreven de Nabateeërs zuidwaarts (64 v. Chr.), en Bozrah en Salchah werden de meest noordelijke Nabateeër steden. De Romeinse keizer Augustus maakte Herodes de Grote heerser over Bashan. In ad 106 bracht Trajanus het gehele Nabateese koninkrijk onder bij het keizerrijk door de provincie Arabië te stichten met Bostra (Bozrah) als hoofdstad. Bostra werd uiteindelijk de kerkelijke hoofdstad van de Hauran en een handelscentrum dat na Damascus kwam. Tegen 635 was Damascus in handen van de Moslims gevallen, en daarna nam de welvaart van Bashan af.