Beta-keratines vormen een groot deel van het hoornachtig materiaal van schubben en veren. De huidige immunocytochemische studie beschrijft de fijne distributie van schub- en veer-keratines (beta-keratines) in embryonale schubben van de alligator en in aviaire embryonale veren. In embryonale schubben van de alligator kan zowel schub-keratine als veder-keratine geïmmunolokaliseerd worden, vooral in de subperidermale laag. In de volwassen schub is daarentegen geen immunolabeling voor veder-keratine meer aanwezig nadat de embryonale epidermis verloren is gegaan. De embryonale epidermis van de vederschub plooit zich in weerhaakkammen, terwijl de cellen van het subperiderm of de subschede zich verplaatsen in twee weerhaakplaten die met de centrale ramus verbonden zijn. De cellen van de subperidermis reageren met een antilichaam tegen vederkeratine en met een lagere intensiteit met een antilichaam tegen schubkeratine. De axiale plaat wordt gekoloniseerd door staafkervelcellen, die subperidermcellen omringen die overgaan in staafkervel-/staafkervelcellen. Deze laatste cellen versmelten tot een vertakt syncitium en vormen de microvertakking van de veren. De verlenging van de barbulecellen is het gevolg van de polymerisatie van keratine in de veren tot lange bundels die langs de hoofdas van de cellen lopen. De keratinebundels in de vedercellen zijn echter geordend in parallelle rijen, terwijl die van de schubben van zowel alligators als vogels onregelmatig gerangschikt zijn. Deze waarneming wijst op een verschillende modaliteit van aggregatie en moleculaire structuur tussen het vederkeratine van subperidermcellen versus dat van barbelen/barbelen. De barbierkamcellen tussen de barbiercellen degenereren in een laat stadium van de vederontwikkeling en laten ruimten achter die de barbieren scheiden. De cellen van de barbijnkam bevatten alfa-keratine en lipiden, maar geen beta-keratine. De cellen van de marginale platen bevatten geen beta-keratine, en degenereren later zodat de weerhaken gescheiden kunnen worden. Deze laatste worden pas geïsoleerd na afschilfering van de schede, welke cellen bundels keratine bevatten die niet reageren op zowel schub- als veder-keratine-antilichamen. De studie bevestigt de morfologische waarnemingen en toont aan dat subperiderm- of subschedecellen differentiëren in barb- en barbulecellen. De morfogenese van de barbelen moet beschouwd worden als een evolutionaire nieuwigheid die de evolutie van veren uit een veralgemeende archosaurische embryonale epidermis mogelijk maakte.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.