Enkele voorbeelden van primaire carbocaties zijn:
Merk op dat het niet uitmaakt hoe ingewikkeld de aanhangende alkylgroep is. Het enige wat je doet is het aantal bindingen tellen van de positieve koolstof naar andere koolstofatomen. In alle bovenstaande gevallen is er slechts één zo’n verbinding.
Gebruik makend van het symbool R voor een alkylgroep, zou een primaire carbokation worden geschreven zoals in het kader.
Secundaire carbokeringen
In een secundaire (2°) carbokering is de koolstof met de positieve lading gebonden aan twee andere alkylgroepen, die dezelfde of verschillende kunnen zijn.
Voorbeelden:
Een secundaire carbokering heeft de algemene formule die in het kader is weergegeven. R en R’ stellen alkylgroepen voor, die dezelfde of verschillende kunnen zijn.
Tertiaire carbokeringen
In een tertiaire (3°) carbokering is het positieve koolstofatoom gebonden aan drie alkylgroepen, die elke combinatie van dezelfde of verschillende kunnen zijn.
Een tertiaire carbokering heeft de algemene formule die in het kader is afgebeeld. R, R’ en R” zijn alkylgroepen en kunnen hetzelfde of verschillend zijn.
De stabiliteit van de verschillende carbokationen
Het “elektronendrukkend effect” van alkylgroepen
Je bent waarschijnlijk bekend met het idee dat broom elektronegatiever is dan waterstof, zodat in een H-Br binding de elektronen dichter bij het broom worden gehouden dan bij het waterstof. Een broomatoom dat aan een koolstofatoom vastzit zou precies hetzelfde effect hebben – de elektronen worden naar het broomuiteinde van de binding getrokken. Het broom heeft een negatief inductief effect.