Op 2 september 1969 maakt de eerste geldautomaat in Amerika zijn debuut in de Chemical Bank in Rockville Centre, New York. Geldautomaten brachten een revolutie teweeg in de banksector, waardoor het niet langer nodig was een bank te bezoeken om financiële transacties uit te voeren. Tegen de jaren 1980 waren deze geldmachines alom populair geworden en vervulden ze veel van de functies die vroeger door menselijke kassiers werden uitgevoerd, zoals het storten van cheques en het overschrijven van geld tussen rekeningen. Vandaag de dag zijn geldautomaten voor de meeste mensen net zo onmisbaar als mobiele telefoons en e-mail.
Verschillende uitvinders werkten aan vroege versies van een geldautomaat, en sommige bestonden al in 1967 in andere landen. Don Wetzel, een leidinggevende bij Docutel, een bedrijf in Dallas dat automatische bagage-afhandelingsapparatuur ontwikkelde, wordt algemeen gecrediteerd als de bedenker van het idee voor de moderne geldautomaat. Wetzel bedacht het concept naar verluidt terwijl hij in de rij bij een bank stond te wachten. De geldautomaat die in 1969 in New York debuteerde, kon alleen contant geld uitgeven, maar in 1971 werd een geldautomaat geïntroduceerd die meerdere functies kon uitvoeren, waaronder het verstrekken van rekeningsaldi van klanten.
ATM’s breidden zich uiteindelijk uit tot buiten de grenzen van banken en zijn tegenwoordig overal te vinden, van benzinestations tot buurtwinkels tot cruiseschepen. Er is zelfs een geldautomaat in het McMurdo Station in Antarctica. Niet-banken leasen de machines (zogenaamde “off premise” ATM’s) of bezitten ze zelf.
Heden ten dage zijn er meer dan 1 miljoen ATM’s over de hele wereld, met ongeveer elke vijf minuten een nieuwe. Geschat wordt dat meer dan 170 miljoen Amerikanen ouder dan 18 jaar in 2005 een geldautomaatkaart hadden en deze zes tot acht keer per maand gebruikten. Het is niet verrassend dat het bij geldautomaten het drukst is op vrijdag.
In de jaren negentig begonnen banken kosten in rekening te brengen voor het gebruik van geldautomaten, een winstgevende zet voor hen en een vervelende voor consumenten. Consumenten werden ook geconfronteerd met een toename van ATM-misdaden en oplichting. Overvallers aasden op mensen die geldautomaten gebruikten op slecht verlichte of anderszins onveilige locaties, en criminelen bedachten ook manieren om de PIN-code (persoonlijke identificatienummers) van klanten te stelen en zetten zelfs nepgeldautomaten op om de informatie vast te leggen. In reactie hierop hebben stads- en staatsregeringen wetgeving aangenomen, zoals de ATM Safety Act van New York in 1996, die banken verplicht om zaken als bewakingscamera’s, reflecterende spiegels en afgesloten ingangen voor hun geldautomaten te installeren.