Elvis Genealogie
Ieder van ons staat op de schouders van zijn voorouders. Zo ook Elvis; zijn genealogie geeft een fascinerend beeld van de invloeden die hem helpen vormen. Ons verhaal begint met Elvis’ moederlijke erfenis via zijn moeder, Gladys.
Elvis’ over-over-overgrootmoeder, Morning White Dove (1800-1835), was een volbloed Cherokee Indiaanse. Ze trouwde in 1818 met William Mansell, een kolonist in het westen van Tennessee. William’s vader, Richard Mansell, was een soldaat in de Revolutionaire Oorlog. Mansell is een Franse naam – de letterlijke vertaling is de man van Le Mans. De Mansells migreerden van Normandisch Frankrijk naar Schotland, en later naar Ierland. In de 18e eeuw kwam de familie naar de Amerikaanse koloniën. De aanduiding “wit” in de naam Morning Dove verwijst naar haar status als een vriendelijke Indiaanse. Vroege Amerikaanse kolonisten noemden vredelievende Indianen “wit”, terwijl “rood” de benaming was voor oorlogvoerende Indianen of zij die de kant van de Britten kozen in de Revolutionaire Oorlog. Het was gebruikelijk dat mannelijke kolonisten in het Westen trouwden met “blanke” Indianen omdat er een schaarste was aan vrouwen op de Amerikaanse grens.
Net als veel jonge mannen in het Amerikaanse Zuidwesten vocht William Mansell met Andrew Jackson in de Indiaanse Oorlogen van het begin van de negentiende eeuw. Hij vocht met Old Hickory in Alabama, bij de Slag van Horseshoe Bend, en later ook in Florida. Teruggekeerd van de Indiaanse oorlogen naar Tennessee, trouwde William Mansell met Morning White Dove. Elaine Dundy zegt over het huwelijk dat hij (William Mansell) “eeuwenoude Indiaanse kennis opdeed van het Amerikaanse terrein; van bossen en parachutes; van gewassen en wild; van bescherming tegen het klimaat; van medicijnoverlevering, genezende planten en ook iets waarin de Indianen expert waren – het zetten van gebroken botten”. Bovendien, toegevoegd aan Elvis’ afstamming waren Morning White Dove’s rossige Indiaanse
teint en fijne lijn van de wangen.
Denk aan Elvis met deze woorden: de wil om te durven en de kracht om uit te voeren, een minachting voor controle in al zijn bewegingen die wijzen op een gewoonte van onafhankelijkheid van denken en handelen. Dit is de Schots-Ierse erfenis waaruit Elvis Presley voortkwam. In zijn genen droeg hij een onafhankelijkheid van bloed, de wil om te durven en de kracht om uit te voeren. Vele invloeden vormden Elvis Presley naast de genealogische, maar toch heeft deze beschrijving een beklijvende juistheid. Morning White Dove en William Mansell floreerden in Alabama. Hun land was vruchtbaar en ze bouwden een aanzienlijk huis in de buurt van de stad Hamilton. Zij kregen drie kinderen, waarvan de oudste John Mansell was, geboren in 1828, en Elvis’ betovergrootvader. Elaine Dundy zegt het volgende over John Mansell. Hij was “half Schots-Iers, half Indiaan, (maar) schijnt geheel als “wilde Injun” te zijn opgegroeid. Hoewel hij op zijn tweeëntwintigste getrouwd was met Elizabeth “Betsy” Gilmore en zij samen zo’n negen of tien kinderen zouden krijgen, kan “settelen” nauwelijks de uitdrukking zijn voor waar hij zijn leven aan wijdde. John was een van die seksueel overactieve mannen die het universum lijken te willen bevolken met kinderen. Zowel zijn wettige als onwettige nakomelingen zijn er nog steeds in overvloed in het noordwesten van Alabama en in het noordoosten van Mississippi. John Mansell verkwanselde de erfenis van de familieboerderij. In 1880 vertrok hij naar Oxford, Mississippi en veranderde zijn naam in Kolonel Lee Mansell. Zijn zonen verlieten Hamilton om hun fortuin te zoeken in de stad Saltillo, Mississippi, nabij Tupelo, de geboorteplaats van Elvis Presley. De derde zoon van John Mansell, White Mansell, werd de patriarch van de familie toen John Mansell naar Oxford verhuisde. White Mansell was de overgrootvader van Elvis. White Mansell trouwde met Martha Tackett, een buurvrouw in Saltillo. Van belang is de
religie, Joods, van Martha’s moeder, Nancy Tackett. Het was ongebruikelijk om een joodse kolonist te vinden in Mississippi in deze tijd. Alle verslagen wijzen erop dat White Mansell een hardwerkende, eerlijke kostwinner was voor een clan die steeds meer werd belaagd door economische factoren waarop zij geen invloed hadden. De burgeroorlog had de Zuidelijke economie en ziel gebroken. Katoen, de ruggengraat van het Zuiden, was onderhevig aan financiële depressies zoals de Paniek van 1890. Bovendien werd het diepe Zuiden in het midden van de 19e eeuw getroffen door talrijke uitbraken van gele koorts. Voeg daarbij het buitengewoon grote aantal dodelijke slachtoffers, niet alleen in de Burgeroorlog maar ook in de Mexicaanse Oorlog, en de verwoesting van de zuidelijke cultuur in de 19e eeuw was compleet. Net als veel andere zuidelijke families werden de Mansells tot het uiterste benut. Ze verkochten hun land en werden deelpachters. De welvaart van het Zuiden was, samen met het fortuin van de familie, sterk gedaald.
Hoewel het leven van een deelpachter niet onverbiddelijk grimmig was. Ze hadden muziek en dans en de troost van religie. Pachtboeren, deelpachters, werden vaak op zaterdagavond bij de eigenaar thuis uitgenodigd voor square dancing en feesten. Zondags werd er na de kerk gepicknickt op het terrein. Hoewel er weinig hoop was om aan de armoede te ontsnappen, was het een gemeenschapsleven met enige vrolijkheid. En nu Doll Mansell, de moeder van Gladys Presley en de grootmoeder van Elvis, over wie Elaine Dundy het volgende te zeggen had. “En de vrolijkste van alle meisjes op deze bijeenkomsten, de erkende schoonheid, was de slanke, exquise, tuberculose, porseleinen figuur, verwende derde dochter van White Mansell…Doll.” Ze was een delicate schoonheid en de oogappel van haar vader. Ze trouwde pas op haar zevenentwintigste, en dan nog met haar volle neef, Robert Smith.
Bob Smith was de zoon van White Mansell’s zuster, Ann. Ann Mansell was een opvallende vrouw van waardigheid en statuur, een imponerende verschijning tot haar dood op zesentachtigjarige leeftijd. Bob Smith en Doll Mansell, de grootouders van Elvis Presley’s moeder, waren volle neven. Dit was een genetische intensivering, een verdubbeling, van de familie
lijn. Het trouwen van volle neven en nichten, met alle intensiteiten en mogelijkheden van disfunctioneren van dien, was gebruikelijk in de geïsoleerde gemeenschappen van het agrarische Zuiden. Net als Doll was Bob Smith erg knap. Zijn Indiaanse bloed kwam tot uiting in zijn edele wenkbrauwen, goede botstructuur, gelijkmatige gelaatstrekken en donkere, diepliggende ogen. Zijn zwarte haar was zo donker als steenkool.
Doll zou tijdens zijn huwelijk bedlegerig zijn aan tuberculose. Net als zijn oom en schoonvader, White Mansell, werkte Bob Smith lang en hard als een deelpachter, en af en toe een illegale stokerij, om zijn invalide vrouw en acht kinderen te onderhouden. De strop van armoede werd steeds strakker om het gezin en om Elvis’ moeder, Gladys.
Elaine Dundy: “Genetisch gezien is wat Elvis voortbracht nogal een mengeling. In het begin werd aan het Franse Normandische bloed Schotsch-Iers bloed toegevoegd. En wanneer je daar dan nog de Indiaanse stam aan toevoegt die voor het mysterie zorgt en de Joodse stam die voor het spectaculaire showmanschap zorgt, en je legt dit alles over zijn omstandigheden, sociale conditionering en religieuze opvoeding – in het bijzonder zijn Zuiderse, arme blanke, First Assembly of God opvoeding – dan heb je het enigma dat Elvis was.”
Er is minder bekend over Elvis’ vaderlijke afkomst via zijn vader, Vernon. De eerste Pressley in Amerika was een Engels-Ierse man, David Pressley, die zich met zijn zoon, Andrew Pressley, Senior, in 1740 in New Bern, North Carolina vestigde. Pas in de derde generatie zijn er belangrijke historische gegevens over de Pressleys, te beginnen met Andrew Pressley, Junior. Andrew vocht in de laatste grote slag van de Revolutionaire Oorlog in het Zuiden, de Slag bij Eutah Springs, Zuid-Carolina, 1781. De geschiedenis van de Presleys gaat verder met Dunnan Pressley, Junior, in het midden van de 19e eeuw. Dunnan trouwde met Martha Jane Wesson in Fulton,
Mississippi, de zetel van Itawamba County, in 1861. Zoals vele anderen werd Dunnan waarschijnlijk naar de regio getrokken door goedkoop land dat werd aangeboden aan veteranen van de Mexicaanse Oorlog. In die tijd kostte een bebost stuk land vijfentwintig cent per acre. Dunnan en Jane hadden twee dochters, Rosalinda en Rosella, Elvis’ overgrootmoeder. De Burgeroorlog brak uit en Dunnan ging bij het Geconfedereerde Leger, twee keer! Bij elke indiensttreding ontving hij een premie van driehonderd dollar voor zijn paard, en elke keer deserteerde hij snel uit zijn regiment. Nadat hij tweemaal zijn eer en plicht bij de Confederatie had verlaten, liet Dunnan vervolgens zijn vrouw en twee dochters in de steek. Mevrouw Robie Stacy, zijn kleindochter, had hierover het volgende te zeggen. “Mijn moeder vertelde me dat toen zij en haar zuster nog maar kleine baby’s waren, hun grootouders hen op een zondag naar de kerk hadden gebracht en toen zij terugkwamen, was hun vader, Dunnan, verdwenen. Hij ging terug naar zijn andere vrouw en kind.” Blijkbaar kan bigamie worden toegevoegd aan Dunnan’s karakter gebreken.
Dunnan Presley’s dochter, Rosella, verinnerlijkte de verlating en speelde het haar hele leven na. Vanaf haar negentiende, gedurende 28 jaar, baarde Rosella negen buitenechtelijke kinderen, zonder ooit haar minnaars te identificeren of enige aanspraak op hen te maken. De kinderen hebben nooit geweten wie hun vaders waren, omdat Rosella hen koppig en vindingrijk ondersteunde door deelpacht. Mevrouw Doshia Steele, één van Rosella’s dochters, zei het volgende over haar benarde situatie. “Ik kan me niet herinneren dat iemand ooit heeft gesproken over wie onze vader was… Het was een groot mysterie toen we kinderen waren. Mijn moeder praatte er gewoon niet over.”
Elvis’ vaderlijke lijn ging verder via Rosella’s zoon, Jessie Dee Presley (1896-1973), Elvis’ grootvader. Zoals te verwachten was, speelde J.D. Presley de verlating van zijn vader na door een zwakke band te scheppen met zijn eigen kinderen. Zijn broer, Calhoun Presley, had het volgende te zeggen over J.D. “Het grootste deel van zijn leven zwierf Jessie van de ene job naar de andere in Mississippi, Kentucky, en Missouri. Hij was een deelpachter in de zomer en een houthakker in de winter. Jessie werkte hard en speelde hard. Hij was een eerlijk man, maar hij dronk graag whisky en was vaak betrokken bij dronken caféruzies. Als gevolg daarvan bracht Jessie menig nacht nuchter door in de gevangenis. Hij was een slanke, knappe man, ongeveer 1,80 meter lang met zwart haar. Ik denk dat Elvis zijn uiterlijk van Jessie heeft geërfd. Hij kleedde zich ook keurig. Kleding was een van de belangrijkste dingen in zijn leven. We noemden hem altijd “de advocaat” omdat hij zich zo netjes kleedde. Hij hield van mooie kleren. Zijn favoriete pak was een op maat gemaakt bruin pak met parelmoeren knopen. Hij spaarde maandenlang tot hij genoeg geld had om het te kopen, vierentwintig dollar. Hij paradeerde door de stad als een pauw, met zijn hoofd in de lucht en een wandelstok in zijn hand. Het bezitten van dure kleren was zijn enige ambitie in het leven. Hij haatte armoede en hij wilde niet dat de mensen wisten dat hij arm was. Hij had het gevoel dat als hij een maatpak droeg, de mensen tegen hem op zouden kijken.” In 1913 trouwde J.D. met Minnie Mae Hood, “Grandma Dodger”, die zijn hele volwassen leven bij Elvis zou blijven wonen. In 1916 werd hun eerste kind geboren, Vernon Presley, de vader van Elvis Presley. Het was op Vernon dat veel van Jessie’s
verlating gericht was. Vernon was bang voor J.D., elke overtreding van zijn vaders regels kon een pak slaag uitlokken. Dit, gecombineerd met Jessie’s dronken en flirtende gedrag, veroorzaakte blijvende schade aan hun relatie. In veel opzichten was het alsof Vernon geen vader had, omdat Jessie zijn eigen vaderverlating herhaalde op zijn kinderen. Dit thema van vaderverlating weerklinkt in de hele vaderlijke
lijn van Elvis. Het is een sterke aanwijzing voor de verlating die Elvis voelde, en uitvoerde, in zijn eigen leven.
Karakter is als een symfonie, vele thema’s en spanningen gaan in het maken ervan. In Elvis zien we het landschap van Amerika, de erotische spontaniteit van de Schot-Ierse kolonisten en de gelaatstrekken van Indiaanse krijgers; er is de waardigheid en de ontbinding van het ante-bellum Zuiden, evenals het thema van de liefde voor familie en de verlating ervan.
Gecombineerd met zijn religieuze opvoeding, een onderwerp dat een eigen overweging verdient, houdt Elvis’ genealogie ons een spiegel voor waarmee we de man kunnen zien.