In de klas van jonge kinderen is stilte geen goudmijn. Gesproken woorden zijn leermomenten die de hele dag door zouden moeten plaatsvinden – vooral tijdens gesprekken tussen kinderen onderling en tussen leerkrachten en kinderen.
Menselijke taal is een opmerkelijke manier van communiceren. Geen enkele andere vorm van communicatie in de natuurlijke wereld draagt zoveel informatie over in zo’n korte tijdspanne. Het is nog opmerkelijker dat een kind in drie korte jaren taal kan horen, nadoen, verkennen, oefenen en uiteindelijk leren.
Taalverwerving
Er is geen genetische code die een kind ertoe brengt Engels of Spaans of Japans te spreken. Taal wordt geleerd. We worden geboren met het vermogen om 40 klanken te maken en onze genetica stelt onze hersenen in staat associaties te maken tussen klanken en voorwerpen, handelingen of ideeën. De combinatie van deze mogelijkheden maakt het mogelijk taal te creëren. Geluiden krijgen een betekenis. Het brabbelende geluid “ma – ma – ma” van de zuigeling wordt mama, en daarna moeder. In de eerste levensjaren luisteren, oefenen en leren kinderen. De grappige geluiden van een jonge peuter die taal oefent (in schijnbaar betekenisloos gebabbel) is in werkelijkheid hun modellering van het ritme, de toon, het volume, en de non-verbale uitdrukkingen die ze bij ons zien.
Taal -met al zijn prachtige complexiteit- is een van de grootste geschenken die we onze kinderen geven. Toch behandelen we onze verbale communicatie met kinderen zo vaak op een nonchalante manier. Het is een misvatting dat kinderen taal passief leren. Taalverwerving is een product van actief, repeterend en complex leren. De hersenen van het kind leren en veranderen meer tijdens de taalverwerving in de eerste zes levensjaren dan tijdens enige andere cognitieve vaardigheid die hij probeert te verwerven. Hoeveel gemakkelijker kan dit leerproces voor kinderen zijn wanneer volwassenen er actief bij betrokken zijn! Volwassenen helpen kinderen in de eerste plaats taal te leren door met hen te praten. Dat gebeurt als een moeder met haar kind kirrend en babypratend praat. Het gebeurt wanneer een vader luistert naar het gebroken, rammelende, ademloze verhaal van zijn 3-jarige. Het gebeurt wanneer een leerkracht geduldig instructies herhaalt aan een onoplettende leerling.
Werken met taalachterstanden
Het komt vaak voor dat leerkrachten in de klas kinderen met een spraak- en taalachterstand hebben. Het proces van taalverwerving kan op vele manieren verstoord zijn. Het kan onder meer gaan om gehoorproblemen, problemen met het maken van associaties tussen zicht en geluid, aandachtstekort, en een beperkte ervaringsachtergrond. De taalvaardigheid van een kind houdt rechtstreeks verband met het aantal woorden en complexe gesprekken die het met anderen voert. Om de relatie tussen geluiden en voorwerpen te leren, moet een kind horen. En dan het verband leggen tussen het geluid en wat het symboliseert. Als een kind weinig woorden hoort, als er zelden tegen hem wordt voorgelezen, gezongen of gepraat, zal hij geen normale taalontwikkeling doormaken. Kinderen die opgroeien in een verbaal en cognitief verarmde omgeving hebben een spraak- en taalachterstand. In extremere situaties kunnen kinderen die door hun verzorgers worden verwaarloosd en met wie zelden wordt gesproken, een volledig onontwikkelde spraak- en taalvaardigheid hebben.
Gelukkig zijn de delen van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor taal zeer vormbaar. Als deze kinderen de kans krijgen om te horen, te praten en complexe gesprekken te voeren, kunnen ze hun achterstand inhalen. De uitdaging voor de kleuterleerkracht is ervoor te zorgen dat deze kinderen veel taalactiviteiten krijgen die passen bij hun ontwikkeling. Het is belangrijk dat zorgen over vertraagde taalvaardigheden worden gedeeld met het gezin en ander schoolpersoneel om een goede diagnose te kunnen stellen van mogelijke oorzaken. Veel ouders zijn onervaren en weten niet wat een “normale” taalontwikkeling is op een bepaalde leeftijd. De klaslokalen van jonge kinderen zijn een van de belangrijkste settings voor het vroegtijdig opsporen van taalproblemen.
Wat u kunt doen
Stel gespreksmaatjes samen. Praat met kinderen en moedig hen aan om gesprekken met elkaar te voeren. Help kinderen gedurende de dag om verschillende onderwerpen met hun gespreksmaatjes te “bespreken”. Onderwerpen kunnen zijn wat ze in het weekend hebben gedaan, wat ze van een verhaal vonden, wie ze kennen die hen doet denken aan een personage uit een boek dat u hen net hebt voorgelezen.
Maak kennis met woorden per thema. Gebruik woordspelletjes om de kinderen te helpen rijmen, tegenstellingen te begrijpen, zoveel mogelijk woorden te vinden om een voorwerp te beschrijven, en de namen van nieuwe voorwerpen te leren. U kunt dit interessanter maken door een thema te kiezen dat hierbij als leidraad dient. Kook bijvoorbeeld een lekker hapje in de klas en verken woorden als opscheplepel, zeef, vergiet en snijplank.
Geef kinderen luisteroefeningen. We vergeten vaak dat taal zowel receptief als expressief is. Zorg ervoor dat kinderen niet alleen woorden nadoen en leren om dingen te zeggen. Het is van essentieel belang dat kinderen luisteren, accuraat ontvangen en effectief verwerken wat ze horen. Doe oefeningen waarbij de kinderen wordt gevraagd te herhalen wat ze u hebben horen zeggen (u zult er vaak versteld van staan hoe gevarieerd en onnauwkeurig hun interpretaties kunnen zijn). Laat kinderen de belangrijkste elementen van een verhaal of een activiteit vertellen. En benadruk bij kinderen het belang van luisteren naar hun gesprekspartners.