Vroege fictie
Het grootste deel van Joyce’s fictie is autobiografisch, dat wil zeggen, het is gebaseerd op zijn eigen levenservaringen. Hoewel hij zijn geboorteland verliet, is zijn werk voornamelijk gebaseerd op Ierland, familie en het rooms-katholicisme.
Joyce’s Dubliners is een verzameling van vijftien korte verhalen. Hij voltooide het werk in 1904, maar het kon pas tien jaar later worden gepubliceerd omdat de Britse regering vond dat het dingen bevatte die de koning beledigden. A Portrait of the Artist as a Young Man, gepubliceerd in 1916, is een semi-autobiografische (gebaseerd op het leven van de auteur zelf) roman over de adolescentie (de tienerjaren). Het is het verhaal van Stephen Dedalus, een jonge schrijver die rebelleert tegen de omgeving van zijn jeugd. Hij verwerpt zijn vader, familie en godsdienst en besluit, net als Joyce, Ierland te verlaten aan het eind van de roman. Zijn naam komt uit de Griekse mythologie (verhalen die over goden vertellen of natuurverschijnselen verklaren). In de mythe maakte Dedalus een doolhof om de Minotaurus (een monster dat half mens en half stier was) vast te houden. Hij werd met zijn zoon Icarus in het labyrint opgesloten. Om te ontsnappen maakte hij vleugels van veren en was, maar Icarus vloog te dicht bij de zon, waardoor de was smolt en hij stierf toen hij in zee stortte. Voor Joyce en anderen na hem werd Stephen Dedalus een symbool voor alle kunstenaars. Stephen verschijnt opnieuw in Ulysses, misschien wel Joyce’s meest gewaardeerde roman.