Door Dr. Saul McLeod, gepubliceerd 2009

Kortetermijngeheugen (STM) is de tweede fase van het multi-store geheugenmodel voorgesteld door de Atkinson-Shiffrin. De duur van STM lijkt tussen 15 en 30 seconden te liggen, en de capaciteit ongeveer 7 items.

Kortetermijngeheugen heeft drie belangrijke aspecten:

    1. beperkte capaciteit (slechts ongeveer 7 items kunnen tegelijk worden opgeslagen)

    2. beperkte duur (opslag is zeer kwetsbaar en informatie kan verloren gaan door afleiding of het verstrijken van de tijd)

    3. codering (voornamelijk akoestisch, zelfs het vertalen van visuele informatie in geluiden).

Er zijn twee manieren waarop de capaciteit wordt getest, de ene is de spanwijdte, de andere het recency-effect.

Het magische getal 7 (plus of min twee) levert het bewijs voor de capaciteit van het kortetermijngeheugen. De meeste volwassenen kunnen tussen 5 en 9 items in hun kortetermijngeheugen opslaan. Dit idee werd naar voren gebracht door Miller (1956) en hij noemde het het magische getal 7. Hij dacht dat het kortetermijngeheugen 7 kon bevatten (plus of min 2 items) omdat het slechts een bepaald aantal “slots” had waarin items konden worden opgeslagen.

Miller specificeerde echter niet de hoeveelheid informatie die in elk slot kan worden opgeslagen. Inderdaad, als we informatie kunnen “chunkeren”, kunnen we veel meer informatie in ons kortetermijngeheugen opslaan.

Miller’s theorie wordt ondersteund door bewijs uit verschillende studies, zoals die van Jacobs (1887). Hij gebruikte de digit span test met elke letter in het alfabet en getallen behalve “w” en “7” omdat die twee lettergrepen hadden. Hij ontdekte dat mensen zich gemakkelijker cijfers dan letters herinneren. De gemiddelde geheugenduur voor letters was 7,3 en voor cijfers 9,3.

De duur van het kortetermijngeheugen blijkt volgens Atkinson en Shiffrin (1971) tussen 15 en 30 seconden te liggen. Items kunnen in het kortetermijngeheugen worden bewaard door ze verbaal te herhalen (akoestische codering), een proces dat bekend staat als repetitie.

Met behulp van een techniek die de Brown-Peterson-techniek wordt genoemd en waarbij de mogelijkheid tot terughalen wordt voorkomen door deelnemers in 3s achteruit te laten tellen.

Peterson en Peterson (1959) toonden aan dat hoe langer de vertraging, hoe minder informatie wordt teruggehaald. Het snelle verlies van informatie uit het geheugen wanneer repetitie wordt verhinderd, wordt opgevat als een aanwijzing dat het kortetermijngeheugen een beperkte duur heeft.

Baddeley en Hitch (1974) hebben een alternatief model van het kortetermijngeheugen ontwikkeld dat zij werkgeheugen noemen.

APA Style References

Atkinson, R. C., & Shiffrin, R. M. (1971). De controleprocessen van het kortetermijngeheugen. Institute for Mathematical Studies in the Social Sciences, Stanford University.

Baddeley, A.D., & Hitch, G. (1974). Werkgeheugen. In G.H. Bower (Ed.), De psychologie van leren en motivatie: Advances in research and theory (Vol. 8, pp. 47-89). New York: Academic Press.

Miller, G. (1956). Het magische getal zeven, plus of min twee: Some limits on our capacity for processing information. The psychological review, 63, 81-97.

Peterson, L. R., & Peterson, M. J. (1959). Korte-termijn retentie van individuele verbale items. Journal of experimental psychology, 58(3), 193-198.

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

Hoe naar dit artikel te verwijzen:

McLeod, S. A.(2009, December 14).Short-term memory. Simply Psychology. https://www.simplypsychology.org/short-term-memory.html

Home | Over | A-Z Index | Privacy Policy| Contact Us

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-Geen Afgeleide Werken 3.0 Unported License.

Company Registration no: 10521846

deze advertentie melden

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.