De liturgie van de Eucharistie begint met de voorbereiding van de gaven en het altaar. Terwijl de misdienaars het altaar gereedmaken, brengen de vertegenwoordigers van het volk het brood en de wijn naar voren die het Lichaam en Bloed van Christus zullen worden. De celebrant zegent en prijst God voor deze gaven en plaatst ze op het altaar, de plaats van het eucharistisch offer. Naast het brood en de wijn kunnen ook geldelijke giften voor de ondersteuning van de Kerk en de armenzorg naar voren worden gebracht. Het gebed over de offergaven sluit deze voorbereiding af en maakt allen gereed voor het Eucharistisch Gebed.
Eucharistisch Gebed
Het Eucharistisch Gebed is het hart van de Liturgie van de Eucharistie. In dit gebed treedt de celebrant op in de persoon van Christus als hoofd van zijn lichaam, de Kerk. Hij verzamelt niet alleen het brood en de wijn, maar ook de substantie van ons leven en voegt ze samen met het volmaakte offer van Christus en offert ze aan de Vader.
De inleidende dialoog stelt vast dat dit gebed het gebed is van de gedoopten en de gewijden, dat het wordt aangeboden in de tegenwoordigheid van God en dat de dankzegging centraal staat. Na deze dialoog begint de celebrant met het Voorwoord.
De Eucharistische Gebeden maken duidelijk dat deze gebeden niet aan Christus, maar aan de Vader worden aangeboden. Het is de eredienst die door Christus aan de Vader wordt aangeboden zoals op het moment van zijn passie, dood en verrijzenis, maar nu wordt het aangeboden door de priester die handelt in de persoon van Christus, en het wordt ook aangeboden door alle gedoopten, die deel uitmaken van het Lichaam van Christus, de Kerk. Dit is de actie van het Lichaam van Christus, de Kerk tijdens de Mis.
De priester spreekt het Eucharistisch Gebed uit in de eerste persoon meervoud, bijvoorbeeld: “Daarom, Heer, smeken wij U nederig…” Dit “wij” betekent dat alle gedoopten die aanwezig zijn bij de Eucharistieviering het offer brengen in vereniging met Christus, en het Eucharistisch Gebed bidden in vereniging met Hem. En wat het belangrijkste is, wij offeren Christus niet alleen; wij zijn geroepen om onszelf, ons leven, onze individuele inspanningen om meer als Christus te worden en onze inspanningen als een gemeenschap van gelovigen om Gods Woord te verspreiden en Gods volk te dienen, aan de Vader aan te bieden in vereniging met Christus door de handen van de priester. Het mooiste van alles is dat, hoewel ons offer op zichzelf onvolmaakt is, het samen met het offer van Christus tot volmaakte lofprijzing en dankzegging aan de Vader wordt.
De Algemene Instructie van het Romeins Missaal (no. 79) geeft de volgende samenvatting van het Eucharistisch Gebed:
De hoofdelementen waaruit het Eucharistisch Gebed bestaat, kunnen op deze wijze van elkaar onderscheiden worden:
a) De dankzegging (vooral uitgedrukt in het Voorwoord), waarin de Priester in naam van het gehele heilige volk God de Vader verheerlijkt en Hem dankt voor het gehele verlossingswerk of voor een bepaald aspect daarvan, al naar gelang de wisselende dag, feestdag of tijd van het jaar.
b) De acclamatie, waarbij de gehele gemeente, samen met de hemelse machten, het Sanctus (Heilig, Heilig, Heilig) zingt. Deze acclamatie, die deel uitmaakt van het Eucharistisch Gebed zelf, wordt door het gehele volk samen met de Priester uitgesproken.
c) De epiclesis, waarin de Kerk door middel van bijzondere aanroepingen de kracht van de Heilige Geest afsmeken, opdat de door mensenhanden aangeboden gaven worden geconsacreerd, d.w.z. Christus’ Lichaam en Bloed worden, en opdat het ongeschonden offerdier, dat ter Communie wordt geconsumeerd, tot heil moge zijn van hen die er deel aan hebben.
d) Het verhaal van de instelling en de consecratie, waardoor door middel van de woorden en handelingen van Christus het offer wordt voltrokken dat Christus zelf heeft ingesteld tijdens het Laatste Avondmaal, toen Hij zijn Lichaam en Bloed onder de gedaante van brood en wijn aanbood, deze aan de apostelen te eten en te drinken gaf, en dezen de opdracht gaf ditzelfde mysterie te vereeuwigen.
e) De anamnese, waarmee de Kerk, gehoor gevend aan het bevel dat zij van Christus de Heer via de apostelen heeft ontvangen, de gedachtenis van Christus viert, waarbij zij in het bijzonder zijn gezegende lijdensweg, glorieuze verrijzenis en hemelvaart in herinnering brengt.
f) De offergave, waarmee de Kerk, in het bijzonder de hier en nu verzamelde Kerk, juist in deze gedachtenis het ongeschonden offerdier in de Heilige Geest aan de Vader offert. Het is inderdaad de bedoeling van de Kerk dat de gelovigen niet alleen dit ongeschonden offerdier offeren, maar ook leren zichzelf te offeren en zo dag na dag, door de bemiddeling van Christus, tot eenheid met God en met elkaar te worden gebracht, opdat God eindelijk alles in allen zal zijn.
g) De voorbeden, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de Eucharistie wordt gevierd in gemeenschap met de gehele Kerk, zowel van de hemel als van de aarde, en dat het offer wordt gebracht voor haar en voor al haar leden, levenden en doden, die geroepen zijn deel te hebben aan de verlossing en het heil, gekocht door het Lichaam en Bloed van Christus.
h) De afsluitende doxologie, waarmee de verheerlijking van God wordt uitgedrukt en die wordt bevestigd en afgesloten met de acclamatie “Amen.”
Communie-ritus
De Communie-ritus volgt op het Eucharistisch Gebed en leidt de gelovigen naar de Eucharistietafel.
De ritus begint met het Gebed van de Heer. Jezus leerde dit gebed aan zijn leerlingen toen zij vroegen hoe zij moesten bidden (vgl. Mt 6,9-13, Lc 11,2-4). In dit gebed verenigen de mensen hun stemmen om te bidden voor de komst van Gods koninkrijk en om God te vragen in onze noden te voorzien, onze zonden te vergeven en ons naar de vreugde van de hemel te brengen.
De Vredesrite volgt. De celebrant bidt dat de vrede van Christus onze harten, onze gezinnen, onze kerk, onze gemeenschappen en onze wereld zal vervullen. In de ritus van de breuk breekt de celebrant het gewijde brood terwijl het volk het Agnus Dei of “Lam Gods” zingt. Johannes de Doper verkondigde Jezus als “het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh 1,29). Het breken van het brood herinnert aan de handelingen van Jezus bij het Laatste Avondmaal, toen hij het brood brak voordat hij het aan zijn discipelen gaf. Een van de oudste benamingen voor de eucharistieviering is het breken van het brood (Lc 24,35; Hnd 2,42, 46).
Voordat de celebrant de heilige communie ontvangt, erkennen de celebrant en de aanwezigen dat zij onwaardig zijn om zo’n groot geschenk te ontvangen. De celebrant ontvangt eerst het Heilig Avondmaal en daarna komt het volk naar voren.
Degenen die het Heilig Avondmaal ontvangen, moeten voorbereid zijn om zo’n grote gave te ontvangen. Zij moeten minstens een uur vasten (behalve voor medicijnen) voordat zij de Eucharistie ontvangen en zij mogen zich niet bewust zijn van een ernstige zonde.
Omdat het delen aan de Eucharistische Tafel een teken is van eenheid in het Lichaam van Christus, mogen alleen zij die in gemeenschap zijn met de Katholieke Kerk de Heilige Communie ontvangen. Het uitnodigen van andere aanwezigen om de heilige Communie te ontvangen, impliceert een eenheid die niet bestaat. Zij die de heilige communie niet ontvangen, nemen toch deel aan deze rite door te bidden voor de eenheid met Christus en met elkaar.
Het volk nadert het altaar en, eerbiedig buigend, ontvangt het de heilige communie. Men kan het lichaam van Christus op de tong of in de hand ontvangen. De priester of een andere bedienaar biedt de eucharistie aan met de woorden: “Het lichaam van Christus”. De persoon die ontvangt antwoordt door te zeggen: “Amen,” een Hebreeuws woord dat betekent: “Het zij zo” (Catechismus van de Katholieke Kerk, 2856).
Terwijl de mensen de Heilige Communie ontvangen, wordt het communiegezang/lied gezongen. De eenheid van de stemmen weerspiegelt de eenheid die de Eucharistie brengt. De communieritueel eindigt met het Gebed na de communie, waarin gevraagd wordt dat de weldaden van de eucharistie werkzaam zullen blijven in ons dagelijks leven.