De bekendste roofdieren zijn de zeeluipaarden, maar er zijn ook pelsrobben, en walvissen en haaien.
Om hun roofdieren af te leiden en de jacht te bemoeilijken, gaan pinguïns meestal in groep in het water.


© Elizabeth Burtt

Zeeluipaarden
De zeeluipaard is verwant aan de echte zeehonden en behoort tot de familie van de focide (oorloze) zeehonden. Deze kunnen zich, in tegenstelling tot geoorde zeehonden, op het land alleen voortbewegen door zich op hun buik te kronkelen of zich met hun voorpoten voort te trekken. Met hun korte ledematen zijn ze goed aangepast aan een leven in het water. Kenmerkend voor deze zeehonden is het ontbreken van uitwendige oren, hoewel ze zeer goed kunnen horen.


FOTO VAN LEEUWZEEUW
‘Commonwealth of Australia copyright
reproduced by permission

Tot de familie van de zuidrobben behoren, naast de zeeluipaarden, ook de krabbeneters, de Ross- en de Weddellzeehonden. Zij leven allen in en rond Antarctica.
Zeeluipaarden kunnen 4 m lang worden en wegen ongeveer 500 kg. Ze hebben een zeer grote bek, waarvan de mondhoeken bijna tot de achterkant van hun kop reiken. Hun tanden bestaan uit lange, scherpe snijtanden, grote spitse hoektanden en 3 spitse achtertanden. Op die manier zijn ze in staat om zowel krill als snelzwemmende vissen en pinguïns te vangen.
De buik van een zeeluipaard is licht gekleurd en de rug is donker en gevlekt, zodat ze in het water bijna onzichtbaar zijn.
Het eten van een pinguïn door een zeeluipaard ziet er zeer wreed uit. Het roofdier wacht bijna onbeweeglijk op de plaats waar de pinguïns gewoonlijk aan land gaan. Zodra een pinguïn te dichtbij komt, grijpt hij hem met een snelle beweging van zijn kop en houdt hem zeer stevig tussen zijn kaken. Dan schudt hij zijn prooi met snelle, abrupte bewegingen heen en weer tot de huid van de pinguïn scheurt en hij delen van het vlees kan afbijten.

Bontzeehonden


Een verwante Zuid-Afrikaanse zeebeer.

In tegenstelling tot zeeluipaarden behoren pelsrobben tot de oorrobben (otariidae-robben). Ze zijn verwant aan zeeleeuwen en zeeberen. Omdat ze hun achterflippers naar voren kunnen draaien, kunnen ze alle vier de ledematen gebruiken als ze zich op het land voortbewegen. Ze zijn ongeveer 2 m lang en wegen tussen 125 en 200 kg.
Omwille van hun uithoudingsvermogen kunnen ze lange tijd op een pinguïn jagen en hem zo uitputten dat de vogel moet rusten op het wateroppervlak, waar hij gevangen zal worden. Soms wachten ook pelsrobben, zoals een zeeluipaard, op de plaats waar pinguïns gewoonlijk aan land komen en vangen ze hen daar. Gelukkig zijn niet alle pelsrobben roofdieren van een pinguïn.

Walvissen en haaien.
Killerwalvissen (orka’s) jagen op pinguïns, hoewel deze slechts een kleine prooi vormen voor een 8 m lange orka. Orka’s zijn sneller (40 km/uur) dan pinguïns, maar deze zijn veel wendbaarder. Daarom drijven walvissen hen binnen in zeewier, waar een pinguïn zijn voordeel verliest en vast komt te zitten, waar de zware walvis hem kan vangen door het wier te breken met zijn lichaamsmassa.

Haaien zijn ook een bedreiging voor de pinguïnsoorten, die in dezelfde wateren leven als de haaien. Dit geldt in het bijzonder voor de Galapagos-, Humboldt-, Afrikaanse, Magelhaen- en dwergpinguïns.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.