Inleiding: De betekenis van premature atriale contractie (PAC) telling en supraventriculaire slagen (SVR) voor het risico van ontwikkeling van nieuw-onset atriumfibrilleren (AF) bij patiënten met coronaire hartziekte (CAD) is niet goed vastgesteld.
Methoden: Het Innovation to Reduce Cardiovascular Complications of Diabetes at the Intersection (ARTEMIS) studiecohort bestond uit 1.946 patiënten met CAD die klinische en echocardiografische onderzoeken, 24-uurs ambulante ECG-monitoring en laboratoriumtests ondergingen. Na uitsluiting van patiënten die niet in sinusritme waren op baseline of die verloren waren gegaan bij de follow-up, omvatte de huidige studie 1.710 patiënten. SVR werd gedefinieerd als ten minste vier PAC’s op rij met een duur <30 seconden.
Resultaten: Tijdens een follow-up van gemiddeld 5,6 ± 1,5 jaar, werd nieuw beginnend AF vastgesteld bij 143 (8,4%) patiënten. In de univariate analyse waren zowel SVR als PAC aantal geassocieerd met de ontwikkeling van nieuw beginnend AF. Wanneer SVR en PAC aantal werden aangepast met de vastgestelde AF risico markers van het gemodificeerde CHARGE-AF model in de Cox multivariate regressie analyse, bleven beide parameters significante voorspellers voor het optreden van nieuw beginnend AF (HR = 2.529, 95 % CI = 1.763-3.628, P ˂ 0.001 en HR = 8.139 voor ≥1.409 PACs vs. ≤507 PACs , 95 % CI = 3.967-16.696, P ˂ 0.001, respectievelijk). Samen verbeterden deze parameters de C-index van het gevestigde AF-risicomodel van 0,649 tot 0,718, P < 0,001.
Conclusie: Het toevoegen van SVR en PAC count aan het gevestigde AF-risicomodel verbetert de discriminatienauwkeurigheid in het voorspellen van AF bij patiënten met CAD.