Een enkele factor kan niet voorspellen of iemand al dan niet verslaafd zal raken aan drugs. Het risico op verslaving wordt beïnvloed door iemands biologie, sociale omgeving en leeftijd of ontwikkelingsstadium. Hoe meer risicofactoren een individu heeft, hoe groter de kans dat het gebruik van drugs tot verslaving kan leiden. Volgens het National Institute on Drug Abuse zijn de volgende drie risicofactoren het belangrijkst:
Biologie – De genen waarmee mensen worden geboren – in combinatie met omgevingsinvloeden – zijn verantwoordelijk voor ongeveer de helft van hun verslavingsgevoeligheid. Daarnaast kunnen geslacht, etniciteit en de aanwezigheid van andere psychische stoornissen het risico op drugsmisbruik en verslaving beïnvloeden.
Milieu – Iemands milieu omvat veel verschillende invloeden – van familie en vrienden tot de sociaaleconomische status en de kwaliteit van leven in het algemeen. Factoren zoals groepsdruk, fysiek en seksueel misbruik, stress en betrokkenheid van de ouders kunnen het verloop van drugsmisbruik en verslaving in iemands leven sterk beïnvloeden.
Ontwikkeling – Genetische en omgevingsfactoren werken samen met kritieke ontwikkelingsfasen in iemands leven om de kwetsbaarheid voor verslaving te beïnvloeden, en adolescenten ervaren een dubbele uitdaging. Hoewel het gebruik van drugs op elke leeftijd tot verslaving kan leiden, is het zo dat hoe vroeger het drugsgebruik begint, hoe groter de kans is dat het tot ernstiger misbruik leidt. En omdat de hersenen van adolescenten nog in ontwikkeling zijn op het gebied van besluitvorming, beoordelingsvermogen en zelfcontrole, zijn ze extra vatbaar voor risicogedrag, waaronder het proberen van drugs.
(Aangepast van: http://www.nida.nih.gov/scienceofaddiction/brain.html)