Vraag: “Wat wil God van mij?”
Antwoord: De mensen in de tijd van de profeet Micha klaagden dat God nooit tevreden was. Zij vroegen zich met een sneer af: “Zal de Here tevreden zijn met duizenden rammen, met tienduizend rivieren van olijfolie?” (Micha 6:7). Het was hun manier om te vragen: “Wat wil God eigenlijk van ons?” Sommige mensen hebben vandaag de dag het gevoel dat al hun streven om God te behagen voor niets is geweest, en ook zij vragen zich af: “Wat wil God eigenlijk van mij?”
Jezus werd eens gevraagd welk gebod van de wet het grootste was. Hij antwoordde: “Heb de Heer, uw God, lief met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht. Het tweede is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf. Er is geen groter gebod dan deze” (Marcus 12:30-32; vgl. Mattheüs 22:37-39). Wat God wil is eigenlijk heel eenvoudig: Hij wil ons. Al onze dienst voor God moet voortvloeien uit deze twee geboden om lief te hebben, anders is het geen echte dienst; het is vleselijke inspanning. En Romeinen 8:8 zegt dat zij die “naar het vlees zijn, God niet kunnen behagen.”
Ten eerste wil God dat wij op Zijn Zoon vertrouwen als Heiland en Heer (Filippenzen 2:9-11). Tweede Petrus 3:9 zegt: “De Heer … heeft geduld met u, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat iedereen tot inkeer komt.” Wij leren Jezus kennen door berouw te tonen over onze zonden en Hem als ons persoonlijk offer te aanvaarden (Romeinen 10:9; Johannes 1:12). Toen Jezus’ discipelen Hem vroegen hen de Vader te tonen, antwoordde Hij: “Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9). God wil dat wij Hem kennen, en wij kunnen Hem alleen door Jezus kennen.
Daarnaast wil God dat wij “gelijkvormig worden aan het beeld van zijn Zoon” (Romeinen 8:29). De Vader wil dat al Zijn kinderen op Jezus gaan lijken. Hij brengt situaties in ons leven om ons te verfijnen en de gebrekkige eigenschappen weg te nemen die ons in de weg staan om te worden wie Hij voor ons ontworpen heeft (Hebreeën 12:7; Jakobus 1:12). Zoals Jezus in alles gehoorzaam was aan de Vader, zo zou het doel van elk kind van God moeten zijn om onze hemelse Vader te gehoorzamen (Johannes 8:29). Eerste Petrus 1:14-15 zegt: “Geef u als gehoorzame kinderen niet over aan de slechte begeerten die u had toen u in onwetendheid leefde. Maar zoals Hij, die u geroepen heeft, heilig is, zo zijt heilig in alles wat gij doet.”
Veel mensen, zoals de Farizeeën in Jezus’ tijd, proberen de uiterlijke daden voor de innerlijke verandering van het hart te plaatsen (Lucas 11:42). Zij leggen alle nadruk op wat zij doen in plaats van op wie zij zijn. Maar, tenzij liefde voor God onze motivatie is, resulteren uiterlijke vertoningen van goedheid alleen in trots en wetticisme. Geen van beide behaagt God. Wanneer wij ons volledig aan Hem overgeven, geeft Zijn Heilige Geest ons de kracht om God volledig lief te hebben en Hem te dienen vanuit het juiste motief. Ware dienstbaarheid en heiligheid zijn eenvoudigweg de uitwerkingen van de Geest, de overvloeiing van een leven gewijd aan de heerlijkheid van God. Wanneer onze focus ligt op het liefhebben van God in plaats van Hem simpelweg te dienen, doen we uiteindelijk beide. Als we de relatie overslaan, heeft onze dienst geen nut en levert het niets op (1 Korintiërs 13:1-2).
De profeet Micha reageerde op de klacht van de Israëlieten dat zij niet wisten wat God van hen wilde. De profeet zegt: “Hij heeft u gezegd, o mens, wat goed is; en wat verlangt de Here van u anders dan recht te doen, en goedertierenheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God?” (Micha 6:8, ESV). God’s verlangen voor ons is heel eenvoudig. Mensen maken de dingen ingewikkeld en voegen er regels en door de mens gemaakte wetten aan toe die voor frustratie zorgen en de vreugde in het volgen van Christus doden (2 Korintiërs 3:6). God wil dat wij Hem liefhebben met heel ons hart en dat onze gehoorzaamheid voortkomt uit een oprecht verlangen om Hem welgevallig te zijn.
David begreep wat God wilde toen hij bad: “U hebt geen behagen in offers, anders zou ik ze brengen; u hebt geen behagen in brandoffers. Mijn offer, o God, is een gebroken geest; een gebroken en berouwvol hart zult Gij, God, niet verachten” (Psalm 51:16-17).