is een van de zachtste stoffen die we kennen, en wordt op allerlei manieren gebruikt. Het is het “lood” in een potlood en een smeermiddel in sloten of op plaatsen waar metaal tegen metaal wrijft.
Het bestaat in vormen die alfa of hexagonaal en bèta of rhombohedraal worden genoemd en die, afgezien van hun kristalstructuur, bijna precies hetzelfde zijn.
In elk geval zijn zuivere koolstofatomen covalent gebonden aan andere zuivere koolstofatomen om vellen, of lagen, van oneindig verbonden koolstofatomen te vormen. Deze vellen atomen stapelen zich boven elkaar op een onderlinge afstand van 3,37 x 10-8 centimeter. Dit is zo ver dat er weinig binding is tussen de afzonderlijke lagen. De atoomlagen glijden daardoor gemakkelijk langs elkaar heen, vandaar de smerende eigenschappen van grafiet.
De hexagonale alfavorm van grafiet kan door mechanische behandeling worden omgezet in de bètavorm. De rhombohedrale beta vorm kan worden omgezet in de alpha vorm door het te verhitten boven 1000oC.
In natuurlijk voorkomend grafiet is er meestal een mengsel van deze twee vormen, sommige bevatten wel 30% van de rhombohedrale (beta) vorm. Het is ook mogelijk om grafiet synthetisch te maken, en wanneer dit wordt gedaan, is het voornamelijk in de alfavorm.