- Beiaardgeschiedenis
- Hoe de beiaard werkt
- Beiaardspelen
- Automatisch klokkenspel
- Vermeers beiaard – de Nieuwe Kerk
- Beiaard geluidsbestanden
- Muziek in de tijd van Vermeer
Om de kunst van het carillon te begrijpen moeten we iets weten over zowel de complexe structuur als over hoe het is opgebouwd. Daartoe zullen we eerst de vorm en de akoestiek van een enkele klok bekijken, en daarna de structuur en de techniek van de beiaard, met inbegrip van de twee voornaamste speeltechnieken.
Vergeleken met moderne maatstaven waren de vroege beiaarden primitieve constructies. De klokken waren van ongelijke kwaliteit en het muzikale effect dat ze konden produceren werd sterk belemmerd door ruwe speelwijzen. Er zijn aanwijzingen dat de technische vaardigheden van de eerste oprichters verre van uniform waren. Zij die zich met deze onderneming bezighielden, konden echter uiteindelijk internationale faam verwerven als meester-ambachtslieden.
Een klok van de beiaard in de Sint-Romboutstoren, Mechelen
De klepel is door een draad verbonden met het transmissiesysteem voor het manuele spel.
Vorm en akoestiek
De vorm van een echte klok is afgeleid van twee basisvormen: de beker- en de holle bolvorm. De bekervorm of “open” klok komt het meest voor en wordt in een grote verscheidenheid van profielen gebruikt voor bijna alle soorten West-Europese torenklokken. De zijkanten van deze vorm waaieren van bovenaf op tweederde van hun lengte licht uit en vervolgens naar beneden toe sneller.
De holle bolvorm of “gesloten klok” is van dezelfde oude oorsprong en komt in evenveel vormvariaties voor als de open klok. Het geluid van de bel wordt voortgebracht door een los bolletje dat binnenin is ingesloten. Een representatief voorbeeld van de gesloten bel is de sleebel (Frans: grelot, Duits: Schlittenglocke).
De gesloten bel is akoestisch veel complexer dan enig ander trillend lichaam bedoeld voor muzikale doeleinden, en de vervaardiging ervan stelt enorme uitdagingen. De vorm van een gewone open klok bestaat uit een kop of “hoekpunt”, schouders, taille, de “klankboog”, de “lip” of rand als de onderrand en de open “mond”. Met de toename van de golving aan de buitenkant neemt ook de dikte van de wand van de klok toe. De grootste dikte ontstaat bij de rand waar de klepel of de hamer de klok raakt, de klankboog genoemd.
De voorziening die dient om de klok te bevestigen of op te hangen is gewoonlijk een lus of gekruiste lussen (“kroon”) op het hoekpunt, hoewel het bij veel moderne klokken gewoon een boutgat is. Het geluid wordt voortgebracht hetzij door de klepel (gewoonlijk een staaf met een knop) die van binnenuit op de klankboog slaat (voornamelijk gebruikt door het klavier voor manueel spel of door het zwaaien van de klok), hetzij door een hamer, die aan de buitenkant slaat (gebruikt door het automatische luidmechanisme van de klok). De hamer is meestal permanent dicht bij de klok bevestigd en wordt met een afstandsbediening in werking gesteld. Dit alles betekent dat de klokken van de beiaard tijdens de uitvoering niet bewegen.
Grafiek van een klok met de klepel binnenin en een “broek”- of stootblokverbinding voor het stokkenklavier
Bel met een hamer aan de buitenkant, verbonden met een tuimelaar voor het automatisch spel
Door het resonerende materiaal van de klok, de geometrische vorm en de karakteristieke contour, veroorzaakt een slag, van binnen of van buiten, niet slechts één enkele toon, maar een veelheid van frequenties. Het geheel resulteert in een homogene massa van trillingen die onderling samenhangen en op elkaar inwerken.
De vijf hoofdtonen van een klok worden na het gietproces zorgvuldig gestemd door de klokkengieters (klik hier voor Jacob van Eyck en de gebroeders Hemony). De laagste deeltoon wordt de “bromtoon” genoemd (Fr. bourdon, Ger. Unteroktave). Deze klinkt door de hele klok. Een octaaf hoger is de “prime” of “fundamental” (Fr. principal, Ger. Prime). Dit is de meest prominente “toon” (of beter akkoord klinkend in eenheid) die gehoord wordt wanneer de klok wordt aangeslagen, daarom “slagtoon” of “slagnoot” genoemd. De toonhoogte bepaalt de toon van de klok. De volgende is een “tierce” (Fr., Ger. Terz), een kleine terts boven de grondtoon die de klok een ietwat treurige klank geeft (en later aanleiding gaf tot uitvoerige discussies en onderzoek).1 Hij bevindt zich boven de klankboog. Boven de tierce staat de “quint” (Fr. quinte, Ger. Quinte) of “kwint”, en de laatste is de “nominal” (Fr. nominal, Ger. Oberoktave), die een octaaf boven de grondtoon en twee octaven boven de bromtoon klinkt.
Het profiel van een klok is verantwoordelijk voor de trillingswijzen die niet alleen de frequenties van de verschillende partialen bepalen, maar ook hun intensiteiten. Het onderste gedeelte bij de lip is het belangrijkste trillende deel van de beker, omdat het flexibeler is en meer massa heeft. Tijdens het eerste moment na een slag bepalen de drie octaven – de nominale toon, de grondtoon en de bromtoon – de basistoon, maar andere partialen, gestemd of ongestemd, dragen in belangrijke mate bij tot de klankkleur. De partialen vervagen met verschillende snelheden, waarbij hogere frequenties sneller worden gedempt dan lagere. Het tonale verval van de klok ondergaat een subtiele en voortdurende transformatie die varieert naar gelang de grootte en het profiel van de individuele klok.
De opbouw van een beiaard
de klokken in de klokkentoren
In het midden de speelcabine, daarboven de midden- en hoogoctaafklokken, daaronder de basklokken Nationaal Beiaardmuseum Asten.
Carillons uit de zeventiende eeuw, de prachtige Hemony-carillons in het bijzonder, konden ongeveer drie chromatische octaven (ca. 36 klokken) omvatten. Een gemiddelde moderne beiaard varieert in omvang van vier of viereneenhalf chromatische octaven (ca. 48-56 klokken). Sommige beiaarden in Amerika hebben een omvang tot zes octaven met wel 77 klokken.
De klokken worden gewoonlijk in een klokkenkamer opgehangen in verschillende opstellingen, afhankelijk van de ruimte, het aantal en de grootte van de klokken, alsmede van de hoogte en de constructie van de toren. Wanneer de basklokken groot zijn, worden zij meestal onder de speelcabine geplaatst om een betere toonverdeling te maken.
† FOOTNOTES †
- Na vruchteloze pogingen in vroeger tijden om een klok te gieten met een grote tertsdeel, deed de Technische Universiteit Eindhoven uitgebreid onderzoek naar de ontwikkeling van het profiel voor zo’n klok. In nauwe en succesvolle samenwerking met de gieterij Koninklijke Eijsbouts te Asten kon in 1985 de eerste echte grote terts klok worden gepresenteerd. De eerste grotere handbespeelde beiaard met deze nieuwe klokken werd in 1988 in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Deinze (België) geplaatst. Ongeveer tegelijkertijd werd een grote beiaard met 52 klokken van dit type geleverd aan de Cristal Cathedral in Garden Grove, Californië, USA. Alle generaties van deze grote terts-klokken, inclusief de nieuwste, die er nu uitziet als een zonne-helm, zijn te bezichtigen in het Nationaal Beiaardmuseum Asten.