Deze psychologiebron is een “stub”. Lees hoe u Wikiversity kunt helpen het te ontwikkelen.
Zoek naar intelligentiequotiënt op Wikipedia. |
Voltooiingsstatus: deze bron is een “stub”, dus er is nog niet veel aan gedaan. |
Een intelligentiequotiënt, of IQ, is een score die is afgeleid van een van de verschillende gestandaardiseerde tests die zijn ontworpen om intelligentie te beoordelen.
Een intelligentiequotiënt (IQ) is een totaalscore die is afgeleid van verschillende gestandaardiseerde tests die zijn ontworpen om menselijke intelligentie te beoordelen. De afkorting “IQ” is bedacht door de psycholoog William Stern voor de Duitse term Intelligenz quotient, zijn term voor een scoremethode voor intelligentietests aan de universiteit van Breslau die hij in een boek uit 1912 bepleitte. Historisch gezien is IQ een score die wordt verkregen door de mentale leeftijdsscore van een persoon, verkregen door het afnemen van een intelligentietest, te delen door de chronologische leeftijd van de persoon, beide uitgedrukt in jaren en maanden. De resulterende breuk wordt met 100 vermenigvuldigd om de IQ-score te verkrijgen. Bij de ontwikkeling van de huidige IQ-tests wordt de mediane ruwe score van de normeringssteekproef gedefinieerd als IQ 100 en worden scores elke standaarddeviatie (SD) omhoog of omlaag gedefinieerd als 15 IQ-punten meer of minder, hoewel dit historisch niet altijd zo was. Volgens deze definitie ligt ongeveer twee derde van de scores van de bevolking tussen IQ 85 en IQ 115. Ongeveer 2,5 procent van de bevolking scoort boven de 130, en 2,5 procent onder de 70.
Scores van intelligentietests zijn schattingen van intelligentie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld afstand en massa is een concrete meting van intelligentie niet mogelijk, gezien de abstracte aard van het begrip “intelligentie”. IQ-scores blijken samen te hangen met factoren als morbiditeit en mortaliteit, sociale status van de ouders en, in aanzienlijke mate, biologisch ouderlijk IQ. Hoewel de erfelijkheid van IQ al bijna een eeuw wordt onderzocht, is er nog steeds discussie over de betekenis van erfelijkheidsschattingen en de mechanismen van overerving.
IQ-scores worden gebruikt voor plaatsing in het onderwijs, beoordeling van een verstandelijke handicap, en evaluatie van sollicitanten. Zelfs wanneer studenten hun scores op gestandaardiseerde tests verbeteren, verbeteren zij niet altijd hun cognitieve vaardigheden, zoals geheugen, aandacht en snelheid. In onderzoekscontexten zijn zij bestudeerd als voorspellers van arbeidsprestaties en inkomen. Ze worden ook gebruikt om de verdeling van psychometrische intelligentie in populaties en de correlaties tussen die intelligentie en andere variabelen te bestuderen. De ruwe scores op IQ-tests voor veel bevolkingsgroepen zijn sinds het begin van de 20e eeuw gestegen met een gemiddeld tempo dat schommelt rond drie IQ-punten per decennium, een verschijnsel dat het Flynn-effect wordt genoemd. Onderzoek naar verschillende stijgingspatronen in subtestscores kan ook informatie opleveren voor het huidige onderzoek naar menselijke intelligentie.