Een van de grootste rijken in de geschiedenis van de menselijke beschaving, het oude Romeinse Rijk, ontstond uit de Romeinse Republiek die in 509 v.Chr. begon. Keizer Augustus (zoon van Julius Caesar) stichtte het Romeinse Rijk in 27 v. Chr. en het bereikte zijn hoogtepunt in 117 n. Chr. Op zijn hoogtepunt bestond het Romeinse Rijk uit delen van Europa, Noord-Afrika, Groot-Brittannië en het Midden-Oosten. Hoewel Augustus de grenzen tijdens zijn bewind niet uitbreidde, hadden zijn opvolgers een andere aanpak.

De Romeinse staat groeide exponentieel in grondgebied en macht door een methode van landjepik die van toepassing was op steden, dorpen, districten, en zelfs hele landen. Dit leidde geleidelijk tot de “romanisering” van de provincies rond de hoofdstad Constantinopel, die een strategische locatie was toen het rijk zich naar het noorden uitbreidde. Het succes van het keizerrijk was te danken aan de diplomatie en de strategische vaardigheden van de generaals van het Romeinse leger.

Hier volgt een lijst van de 12 meest opmerkelijke en invloedrijke Romeinse generaals. De lijst is chronologisch geordend op basis van hun geboortejaar.

Scipio Africanus (236-183 v.C.)

Scipio Africanus werd in 236 v.C. geboren in een van de vijf patriciërsfamilies van Rome. Zijn vader en oom werden beiden in de Tweede Punische Oorlog gedood. Op 25-jarige leeftijd volgde hij zijn vader en oom in het leger en kreeg een commandopositie in het leger. Scipio ontpopte zich als een van de sluwste oorlogstactici, en ondanks vele eerdere nederlagen won hij uiteindelijk de oorlog tegen Hannibal in 202 v.C.

In 218 v.C. nam hij deel aan een veldslag waarbij zijn vader gevangen werd genomen, en hij probeerde, maar faalde, hem te bevrijden. In 209 v. Chr. vormde hij een ondoordringbare verdediging en slaagde erin Hannibals Spaanse basis in te nemen. Tijdens de Slag bij Baecula in 208 v. Chr. wist hij Hannibals broer te verslaan, en tenslotte versloeg hij tijdens de Slag bij Zama in Noord-Afrika Hannibals troepen volledig. Daarna werd Hannibal gedwongen een vredesverdrag te tekenen dat een einde maakte aan de Eerste Punische Oorlog.

Lucius Cornelius Sulla (138-78 v. Chr.)

Sulla werd in 138 v. Chr. geboren in Puteoli bij Napels. Zijn familie was niet invloedrijk of rijk, hoewel ze wel een politieke achtergrond hadden. Desondanks was Sulla goed opgeleid en sprak hij vloeiend Grieks (een teken van een goede opleiding in Rome). Op de een of andere manier wist hij zich op te werken in de elite van de militaire en politieke samenleving.

In 112 v. Chr., tijdens de Jugurthijnse Oorlog, was Sulla betrokken bij de nederlaag van koning Jugurtha van Numidië. Na een lange en slepende oorlog werd Sulla gestuurd om steun voor Jugurtha in de naburige provincie Mauretania uit te schakelen. Als bekwaam onderhandelaar slaagde Sulla erin Jugurtha gevangen te nemen en de oorlog te beëindigen.

Gnaeus Pompeius Magnus (106-48 v.Chr)

Gnaeus Pompeius Magnus, of beter bekend als Pompeius de Grote, werd geboren in een welgestelde Italiaanse senatoriale familie. Zijn vader was een Romeinse edelman onder wie hij militaire strategieën en politieke diplomatie leerde. Zijn vader stierf in 87 v. Chr. toen Pompeius slechts 19 jaar oud was.

Pompeius de Grote was een bevelhebber in de Romeinse Republiek tijdens haar laatste chaotische decennia. Zijn naam Magnus betekent “groot”, en hij kreeg deze titel van het volk omdat hij een inspirerend leider was. Hij was een bevelhebber in de burgeroorlog van Sulla in 83 v.C., waarbij hij Gaius Marius voorgoed versloeg en Rome bevrijdde. Zijn aandeel in deze overwinning bezorgde hem de reputatie van een groot generaal, maar ook de bijnaam van “tienerslager” door zijn vijanden.

Pompeius kreeg een speciaal privilege en kreeg een legermacht van 120.000 man en 500 schepen toegewezen, zodat hij de taak kon uitvoeren om de piraten uit de Middellandse Zee uit te roeien. Hij slaagde in deze taak door de Middellandse Zee in 12 zones te verdelen.

Gaius Julius Caesar (100-44 v.Chr)

Julius Caesar begon zijn militaire loopbaan in 81 v.Chr. met het Beleg van Mytilene. Hij was al snel een niet te stuiten kracht in het leger en raakte op 31-jarige leeftijd betrokken bij de Romeinse politiek. Het was Julius Caesar die Brittannië tweemaal binnenviel en de administratieve heerser hielp de kroon te veroveren. In Egypte installeerde hij koningin Cleopatra nadat hij farao Ptolemaeus XIII had verslagen tijdens de Slag om de Nijl in 47 v. Chr.

Een van zijn beroemdste wapenfeiten als militair bevelhebber was de verovering van Gallië op inheemse stammen. Hoewel de Gallische stammen over een sterk leger beschikten, maakte Caesar gebruik van hun interne verdeeldheid en bracht hen in een hoek waar ze geen andere keuze hadden dan zich over te geven. Hierdoor kon Rome de Rijn als grens veiligstellen.

Caesar begon in 49 v. Chr. de Grote Romeinse Burgeroorlog tegen een oude rivaal, Pompeius, en dwong hem binnen slechts 70 dagen naar Macedonië te vluchten. Naar verluidt won Caesar de Slag bij Pharsalus tegen de verwachtingen in, omdat hij zwaar in de minderheid was.

Marcus Antonius (83-30 v.Chr)

In de volksmond bekend als Marcus Antonius, was hij een vooraanstaand bevelhebber van Rome en een tacticus die ook bekend stond om zijn staatsmanschap. Hij was de op één na machtigste man tijdens het bewind van Julius Caesar. Hij begon zijn openbare leven als vertegenwoordiger van het volk, maar werd uiteindelijk aangetrokken tot macht en het opbouwen van een rijk. Na de dood van Julius Caesar nam hij het grootste deel van het oostelijke deel van het Romeinse Rijk in handen.

Mark Antony begon zijn militaire carrière in Syrië toen hij nog vrij jong was, en klom al snel op tot de positie van cavaleriecommandant. Daarna kreeg hij opdracht naar Egypte en Judea te gaan waar hij onder Julius Caesar diende in de Gallische oorlogen van 54 tot 50 v. Chr. Toen hij 22 jaar oud was, had hij al een hogere rang dan de meeste van zijn leeftijdgenoten en al spoedig verwierf hij een positie als publiek figuur die namens Caesar sprak.

Na de dood van Caesar weigerde hij Caesars fondsen aan Octavianus (Caesars postuum geadopteerde zoon) af te staan en trok hij tegen hem op. Helaas werd hij verslagen en ontvluchtte Italië.

Marcus Vipsanius Agrippa (63-12 v. Chr.)

Agrippa was Octavianus’ belangrijkste militaire bevelhebber en hielp hem na de dood van Julius Caesar aan de macht te komen. Hij bouwde de haven Portus Julius toen hij aan het hoofd stond van de Romeinse vloot, samen met de meren Avernus en Lucrinus Lacus, en dit speelde een strategische rol bij het verslaan van de vloot van Sextus Pompeius. Het stelde hem ook in staat twee overwinningen in de Baai van Napels te behalen en de gouden kroon te ontvangen.

Hij stond ook bekend om zijn burgerlijke plichten. Toen Octavianus keizer werd, werkte hij nauw met hem samen bij de aanleg van wegen en gebouwen, en hij bevorderde culturele activiteiten door festivals te organiseren. Hij hervormde en renoveerde ook de aquaducten en binnenwateren van Rome, en breidde het aquaduct van Aqua Marcia uit, dat water naar vele andere delen van de provincie bracht.

Nero Claudius Drusus (38-9 v. Chr.)

De stiefzoon van Augustus (het gerucht ging dat hij zijn echte zoon met Livia Drusilla was), Drusus nam vijf jaar eerder dan de voorgeschreven leeftijd zitting in het ambt. Op 11-jarige leeftijd werd hij magistraat en vocht aan de zijde van zijn oudere broer Tiberius Claudius tegen de Alpenstammen, de Raeti en Vindelici.

Drusus leidde een expeditie naar Duitsland om basiskampen op te zetten, en hij was de eerste Romeinse bevelhebber die een veldtocht over de Rijn leidde. Drusus breidde zijn veldtocht uit tot aan de rivieren Weser en Elbe en onderwierp een jaar later de stammen Marcomanni en Cherusci.

Gnaeus Julius Agricola (40-93 n.C.)

Agricola stond bekend als de eerste bevelhebber die geheel Brittannië onder Romeins bestuur plaatste en er zelfs een flink aantal jaren als gouverneur diende. Hij bekleedde aanvankelijk een ambt in Rome, maar werd door keizer Vespasianus gezonden om als bevelhebber in Brittannië te dienen. Later werd hij gouverneur en veroverde hij het hele eiland. Als gouverneur bouwde hij minstens 60 forten, romaniseerde hij de bevolking en gaf hij de edelen Romeins onderwijs.

Marcus Ulpius Traianus (53-117 n.Chr.)

Marcus Ulpius Traianus, of Trajanus, werd geboren in het provinciale Romeinse gebied Baetica; zijn vader was de enige in de familie die een keizerlijke carrière had. Er zijn weinig gegevens over Trajanus’ vroege leven; hij groeide op door met zijn vader mee te reizen naar verschillende militaire hoofdkwartieren.

In 89 gaf Trajanus troepen het bevel naar de Rijn te trekken om een opstand tegen keizer Domitianus neer te slaan. Hij werd in 91 door de keizer beloond en kreeg een van de twee consulschappen.

Septimius Severus (145-211 n.C.)

Septimius Severus werd geboren in een elitefamilie uit Libië. Zijn familieleden hadden machtige posities bekleed in de politiek en het leger; sommigen bekleedden senatoriale posities en anderen waren nog machtiger. Zijn neef werd consul en benoemde Severus tot opperbevelhebber van het leger of legatus. Dit was het begin van zowel zijn politieke als zijn militaire carrière.

In 197 reisde hij naar het oosten, verzamelde een leger, en stak de Eufraat over om het kleine koninkrijk Edessa als Romeinse provincie in te lijven. Hij hield zelfs de troonopvolger als gijzelaar in een poging steun te verwerven en de positie van keizer te verwerven. In de volgende jaren greep hij het grootste deel van zijn macht met militair geweld, wat hem impopulair maakte in de Senaat.

Hij trad resoluut op tegen corrupte senatoren en beval een dozijn executies tijdens zijn bewind. Severus bracht ook militaire hervormingen tot stand door de ontbinding van de Praetoriaanse Garde, die bestond uit hooggeplaatste soldaten en bedoeld was om de keizer te verdedigen en te beschermen. Hij droeg hen op in plaats daarvan andere troepen op te leiden om het werk te doen, waardoor een enorm algemeen leger ontstond om Rome te beschermen.

Flavius Valerius Constantinus (272-337 n.Chr.)

Flavius Valerius Constantinus, of Constantijn de Grote, was de zoon van een officier die in het Romeinse leger diende. Nadat zijn vader zijn moeder had verlaten en met de dochter van de westerse keizer was getrouwd, werd hij naar het hof van het Oost-Romeinse Rijk gestuurd waar hij werd opgevoed en beïnvloed door het christendom.

In 312 vocht hij in Italië op de Milviaanse brug aan de rivier de Tiber. Hij verdedigde Rome ook op andere fronten en speelde een sleutelrol in de burgeroorlog. Constantijn’s overwinning verstevigde zijn aanspraak om de volgende keizer te worden. Dat hij de allereerste christelijke heerser was, blijkt uit de kruisen die hij tijdens de burgeroorlog op de schilden van zijn soldaten aanbracht.

Flavius Aetius (391-454 n.Chr.)

Aetius diende aan het keizerlijk hof, werkte als jongen bij de Protectores Domestici (de bewakingseenheid die de keizer beschermde), en klom daarna geleidelijk op tot tribuun-lid, waarmee de weg werd vrijgemaakt voor zijn toekomstige politieke carrière.

Aetius voerde de Romeinse strijdkrachten aan in de Slag op de Catalaunische Velden of de Slag bij Chalons. Deze vond plaats in 451 na Christus in Gallië (het huidige Frankrijk). De slag werd uitgevochten in de nadagen van het Romeinse Rijk tijdens de derde eeuw van zijn heerschappij. Aetius won deze slag en hielp Rome stabiel te houden, maar niet voor lang.

Om zijn macht als de ware heerser van Rome veilig te stellen, was zijn eerste daad een deal te sluiten met de Vandalenkoning om ervoor te zorgen dat de aanvoer van graan uit Afrika ononderbroken zou blijven. Hierdoor werd de zuidgrens veiliggesteld, waardoor hij zich kon richten op bedreigingen van de Barbaren in het noorden.

Zijn militaire en politieke tactiek werkte goed, maar slechts voor een korte periode.

Conclusie

Dit zijn slechts enkele van de grootste Romeinse generaals; de grenzen van Rome breidden zich uit en de provincies bloeiden onder hun politieke leiding. Zij inspireerden het patriottisme onder het volk en lieten zien dat iedereen door militaire prestaties kon stijgen in de gelederen van de Romeinse Republiek en het Romeinse Rijk. Dit leidde tot een toename van het respect voor heersers en leden van de eliteklasse, waardoor de kans op rebellie in het Romeinse Rijk afnam.

Aan het einde van de vierde eeuw van zijn heerschappij was het Romeinse Rijk verdeeld in vier grote divisies die door verschillende heersers werden bestuurd. Daarna volgden de regeerperiodes van de zogenaamde “Vijf Goede Keizers”, namelijk Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius en Marcus Aurelius.

Het grootste probleem met een groot rijk als het Romeinse Rijk was dat het bestuur over zo’n groot gebied moeilijk was. Uiteindelijk begon het systeem uit elkaar te vallen door corruptie en rebellie van onderworpen koninkrijken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.