De man die deze aanvallen kreeg, had een geschiedenis van hersentumor, diabetes en schizofrenie. Hij had ook last van progressieve cognitieve stoornissen en gedragsveranderingen.
Al deze tekenen hielpen de artsen op het juiste spoor te komen. Het team voerde een EEG uit, waaruit bleek dat de activiteit in het rechter frontotemporale gebied van de hersenen consistent was met epilepsie.
Verder MRI-scans toonden vervolgens een misvorming aan op de hypothalamus die leek op een hypothalamus hamartoom. Dit alles tezamen stelde de JABSOM-artsen in staat om tot de diagnose gelastische aanval te komen.
“Gelastische aanvallen zijn een zeldzame vorm van epilepsie die wordt gekenmerkt door ongepast, ongecontroleerd lachen. Ze worden in hoge mate geassocieerd met abnormale cognitieve ontwikkeling en gedragsproblemen bij patiënten. Onderzoek heeft aangetoond dat ze kunnen voortkomen uit hypothalamus hamartomen,” legt het team uit in hun studiepaper.
De zorgverleners waren vervolgens in staat om de man te informeren over de aard van zijn aanvallen. Ze schreven ook een anti-epileptische behandeling voor die de lachuitbarstingen onder controle bracht.
Het geval resoneerde diep bij de professionals die het beoordeelden. “Ik geloof dat het verhaal ons, als clinici, kan helpen om patiënten die aan soortgelijke aandoeningen lijden te identificeren en betere zorg te bieden,” zegt Beckwith.
“Ik kan me alleen maar voorstellen hoe het voor deze patiënt is om zoveel jaren aan deze bizarre aanvallen te lijden. Ik ben dankbaar dat ik deel heb mogen uitmaken van zijn zorg,” voegt ze eraan toe.
Gaandeweg benadrukken Beckwith en collega’s het belang van het niet over het hoofd zien van een mogelijke diagnose van gelastische aanval bij personen met ongebruikelijke symptomen die ongecontroleerd lachen omvatten. In hun artikel schrijven ze dat:
“Een grondige workup moet neuroimaging omvatten met aandacht voor het suprasellaire gebied en EEG. Nauwkeurige, vroege diagnose en voorlichting van de patiënt zijn van cruciaal belang bij het vermijden van overmatige en onnodige behandelingen.”
Nina L. Beckwith et al.