SCIENTIFIC NAME:
Carphophis amoenus ssp.
ANDERE NAAM:
Neen
STATUS:
Nagenoeg algemeen. Bekend in de meeste regio’s, behalve delen van de Coastal Plain, Piedmont, en Ridge and Valley. Een geheimzinnige kleine bosbewoningsslang van mesisch loofbos. Lowest Conservation Concern.
OMSCHRIJVING:
Er zijn twee ondersoorten wormslangen, de oostelijke wormslang Carphophis amoenus amoenus en de Midwest wormslang Carphophis amoenus helenae. Wormslangen Carphophis amoenus ssp. zijn kleine heimelijke slangen die slechts 13 centimeter lang worden. Zij hebben een spitse kop en zeer opvallende kleine zwarte ogen. Zij hebben ook een opvallende scherpe punt aan de staart, die waarschijnlijk wordt gebruikt om te graven. De kleur varieert van donkerbruin tot rozig bruin op de rug en bijna altijd met een rozige buik. Wormslangen lijken sterk op regenwormen, waaraan ze hun naam te danken hebben.
DISTRIBUTIETIE:
Het verspreidingsgebied van de wormslang is van Georgia over Louisiana naar het noorden tot Illinois en naar het oosten tot Massachusetts. Ze komen vrij algemeen voor in het grootste deel van Alabama, hoewel ze zelden worden aangetroffen.
Habitat:
Wormslangen zijn fossiel van aard, dat wil zeggen dat ze het grootste deel van hun leven ondergronds doorbrengen. Ze graven zich ook in rottende boomstammen en stronken, en zijn vaak onder rotsen te vinden. Wormslangen geven de voorkeur aan vochtige bosgrond met overvloedig bladafval. Ze kunnen echter overal worden aangetroffen waar regenwormen voorkomen, ook op akkers en in achtertuinen.
VOEDINGSGEBIEDEN:
De wormslang eet voornamelijk regenwormen. Ze voeden zich ook met kleine salamanders, naaktslakken, slakken en insectenlarven.
LIFE HISTORIE EN ECOLOGIE:
Wormslangen brengen het grootste deel van hun leven ondergronds of onder rotsen, boomstammen en bladafval door. Er is zeer weinig bekend over de levensgeschiedenis van wormslangen vanwege hun fossiele aard. Ze broeden waarschijnlijk in de lente en de herfst. Eén tot acht eieren worden onder rotsen of boomstammen gelegd. Ze komen na ongeveer zeven weken uit. De jongen worden ongeveer 5 cm lang en zijn na 3 jaar volgroeid. Roofdieren zijn een verscheidenheid aan vogels, kleine zoogdieren, andere slangen en zelfs grote salamanders en hagedissen.
Mirarchi, R.E., ed. 2004. Alabama wilde dieren. Volume 1. A checklist of vertebrates and selected invertebrates: Aquatic mollusks, fishes, amphibians, reptiles, birds, and mammals. The University of Alabama Press. Tuscaloosa, 209 pp.
Mount, Robert H. 1975. The Reptiles and Amphibians of Alabama. Auburn Printing Company, Auburn.
Auteur:
Jim Schrenkel, Gecertificeerd Wildlife Biologist, Alabama Division of Wildlife & Freshwater Fisheries.