Doelstellingen: Hoewel het dysarthria-clumsy hand syndroom (DCHS) een bekend en infrequent lacunair syndroom is, zijn er weinig gegevens over het spectrum van geassocieerde klinische kenmerken, anatomische plaats van de laesie, en etiopathogenetische mechanismen. Wij rapporteren een klinische beschrijving van dit subtype van lacunaire beroerte op basis van gegevens verzameld uit een prospectief acuut beroerte register.
Methoden: Van 2500 acute beroertepatiënten opgenomen in een ziekenhuis gebaseerd prospectief beroerte register over een periode van 12 jaar, werden 35 patiënten geïdentificeerd als met DCHS.
Resultaten: DCHS maakte 1,6% uit van alle acute beroertepatiënten (35/2110), 1,9% van acute ischemische beroerte (35/1840), en 6,1% van lacunaire syndromen (35/570) die opeenvolgend op een neurologieafdeling werden opgenomen en in het beroerte-register over deze periode werden opgenomen. De resultaten ondersteunden de lacunaire hypothese bij 94,3% van de patiënten (n = 33). Atherotrombotische en cardio-embolische infarcten kwamen elk slechts bij één patiënt voor (2,9%). Geen enkele patiënt met DCHS had een intracerebrale bloeding. De uitkomst was goed (mortaliteit in het ziekenhuis 0%, symptoomvrij bij ontslag 45,7%). Na multivariate analyse waren afwezigheid van beperking bij ontslag, zwakte van de ledematen maar niet cerebellaire ataxie, en interne kapsel (40%), pons (17%), en corona radiata (8,6%) locatie significant geassocieerd met DCHS.
Conclusies: DCHS is een zeldzaam cerebrovasculair syndroom, en ondersteunt de criteria van de lacunaire hypothese. De meerderheid van de patiënten in deze studie had inwendige kapselinfarcten. De prognose is goed met opvallende gelijkenis in vergelijking met andere types van lacunaire beroerten. Er zijn belangrijke verschillen tussen DCHS en niet-lacunaire beroerten. Intern kapsel en pons zijn de meest frequente cerebrale plaatsen.