Libertarianism

Filosofen en wetenschappers die geloven dat het universum indeterministisch is en dat mensen een vrije wil hebben staan bekend als “libertariërs” (libertarisme in deze zin moet niet verward worden met de school van politieke filosofie die libertarisme heet). Hoewel het mogelijk is om aan te nemen dat het universum indeterministisch is en dat menselijke handelingen toch bepaald zijn, zijn er maar weinig hedendaagse filosofen die deze opvatting verdedigen.

Libertarisme is kwetsbaar voor wat wel het “begrijpelijkheids”-bezwaar wordt genoemd. Dit bezwaar wijst erop dat een mens niet meer controle heeft over een zuiver willekeurige actie dan over een actie die deterministisch onvermijdelijk is; in geen van beide gevallen is er sprake van een vrije wil. Als menselijke handelingen dus indeterministisch zijn, bestaat de vrije wil niet.

De Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804), een van de eerste aanhangers van het libertarisme, probeerde het begrijpelijkheidsbezwaar te ondervangen, en daarmee ruimte te maken voor morele verantwoordelijkheid, door een soort dualisme in de menselijke natuur voor te stellen. In zijn Kritiek van de Praktische Rede (1788) beweerde Kant dat mensen vrij zijn wanneer hun handelingen door de rede worden beheerst. De rede (wat hij soms het “noumenale zelf” noemde) is in zekere zin onafhankelijk van de rest van de agent, waardoor hij in staat is moreel te kiezen. Kants theorie vereist dat het verstand zodanig van de causale orde is losgekoppeld dat het in staat is zelfstandig te kiezen of te handelen, en dat het tegelijkertijd zodanig met de causale orde is verbonden dat het een integrale determinant van menselijke handelingen is. Over de details van Kants opvatting is veel gediscussieerd, en het blijft onduidelijk of deze coherent is.

Immanuel Kant

Immanuel Kant, prent uitgegeven in Londen, 1812.

Photos.com/Getty Images

Hoewel het libertarisme niet populair was onder 19e-eeuwse filosofen, beleefde het in het midden van de 20e eeuw een opleving. De meest invloedrijke van de nieuwe libertaire theorieën waren de zogenaamde “agent-causation” theorieën. Deze theorieën, die voor het eerst werden voorgesteld door de Amerikaanse filosoof Roderick Chisholm (1916-99) in zijn baanbrekende artikel “Human Freedom and the Self” (1964), gaan ervan uit dat vrije handelingen door de agent zelf worden veroorzaakt en niet door een of andere voorafgaande gebeurtenis of stand van zaken. Hoewel Chisholm’s theorie de intuïtie handhaaft dat de uiteindelijke oorsprong van een handeling – en dus de uiteindelijke morele verantwoordelijkheid ervoor – bij de agent ligt, verklaart zij niet de details of het mechanisme van agent-veroorzaking. Agent-veroorzaking is een primitief, niet analyseerbaar begrip; het kan niet herleid worden tot iets meer basaals. Het is niet verrassend dat veel filosofen Chisholm’s theorie onbevredigend vonden. Wat men wil, zo voerden zij aan, is een theorie die verklaart wat vrijheid is en hoe zij mogelijk is, en niet een theorie die alleen maar vrijheid poneert. Agent-veroorzakende theorieën, beweerden zij, laten een lege plaats waar een verklaring zou moeten zijn.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.