In de King James Version (KJV) Bijbel luidt het hele schriftgedeelte Psalm 139:14: “Ik zal U loven, want ik ben bevreesd en wonderbaar gemaakt; wonderbaarlijk zijn Uw werken, en dat weet mijn ziel recht.”
De oudtestamentische geschriften werden oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven, later vertaald in het Engels en andere talen. Het woord “vrezend” in dit geschrift komt van het Hebreeuwse woord yârê. Dat is #3372 in Strong’s Exhaustive Concordance of the Bible. Soms wordt yârê vertaald met “eerbied”, zoals in Leviticus 19:30 – “Gij zult mijn sabbatten houden en mijn heiligdom eerbiedigen: Ik ben de HEERE.” Eerbiedig zijn betekent, volgens Webster, “met diep respect en eerbied in acht nemen”. De betekenis van Psalm 139:14 lijkt te zijn dat wij zo wonderbaarlijk gemaakt zijn dat wij een eerbiedige vrees moeten hebben voor de Heer die ons geschapen heeft.
Onze hemelse Vader wil niet dat wij een schuchtere of laffe vrees hebben voor Hem of voor wie dan ook. De apostel Paulus zegt in II Timotheüs 1:7 “Want God heeft ons niet gegeven een geest van schuchterheid, maar een geest van kracht, van liefde en van zelfbeheersing.” New International Version Bible (NIV)
We weten ook dat “De vreze des HEREN is het begin der wijsheid” Palm 111:10 (NIV) Een andere plaats in de Bijbel waar yârê wordt gebruikt is in Psalmen 66:5, 6. De King James weergave is: “Komt en ziet de werken Gods; Hij is vreselijk in Zijn doen jegens de mensenkinderen. Hij veranderde de zee in droog land; zij gingen te voet door de vloed; daar hebben wij ons in Hem verblijd.” Dat klinkt in eerste instantie een beetje beangstigend, maar de Schrift laat zien dat de “verschrikkelijke” demonstratie van Gods macht resulteerde in de redding van de Israëlieten en dat zij zich verheugden. De NIV vertaalt vers 5 als: “Kom en zie wat God heeft gedaan, hoe ontzagwekkend zijn werken zijn voor de mens.” Een van Webster’s definities van “ontzag” is: “eerbiedige verwondering getint met vrees geïnspireerd door het sublieme.”
Wanneer we Gods schepping op aarde en in het hele universum zien, zijn we vervuld van grote verwondering over Zijn machtige kracht, majesteit en wijsheid. Wij zien dat Hij ons liefheeft en ons al deze dingen heeft geschonken om ervan te genieten, ook al is de aarde op dit moment in onvolmaakte staat. Wij erkennen onze eigen kleinheid en onvolmaaktheid, en wij vrezen zo’n grote God ongenoegen aan te doen. Maar deze angst zou ons dichter bij God moeten brengen, in plaats van ons van Hem weg te drijven. Het maakt dat wij Hem als onze Vader willen hebben, en dat wij Hem willen loven en eren en dienen.