De Sfinx, dat bekende symbool van onontcijferde mysteries, is weer bezig. Een geoloog van de Universiteit van Boston heeft seismische peilingen verricht aan de voet van het monument van Gizeh en hij heeft ontdekt dat het beeld misschien wel 6.000 of 10.000 jaar oud is in plaats van de 4600 jaar die de meeste Egyptologen aannemen. Deze bewering is een schok voor het vakgebied, ten dele omdat de meeste mensen die de laatste jaren de aandacht op de Sfinx hebben gevestigd, zich hebben beziggehouden met de tegenovergestelde vraag hoe snel het beeld uit elkaar valt. Verschillende vooraanstaande Egyptologen wezen het idee van een oudere Sfinx van de hand, zich beroepend op reeds lang bestaande studies. Maar geoloog Robert Schoch zegt dat de plaatselijke bevolking veel minder verbaasd op zijn idee reageerde. De legende dat de Sfinx ouder is dan de Piramiden – dat wil zeggen, ouder dan zowat alles wat daar te zien is – bestaat immers al veel langer dan moderne archeologische studies.
Egyptologen beschouwen het meestal als een vaststaand feit dat de Sfinx ongeveer in dezelfde tijd werd uitgehouwen als de Piramiden waarmee hij het Gizeh Plateau deelt en dat zijn zachte, raadselachtige gezicht (zonder neus, baard en andere delen die er in de loop der eeuwen zijn afgevallen of afgebroken) eigenlijk het evenbeeld is van een farao uit dezelfde periode, Chephre. Zij wijzen op overeenkomstige materialen en op aanwijzingen dat de Sfinx verbonden is met tempels die Chephre eren. Prof. Schoch ziet hier geen tegenstrijdigheid: Het is algemeen bekend dat de bovenste delen van het beeld met mensenhoofd en leeuwenlichaam vele malen zijn vernieuwd en opnieuw bewerkt. Zijn bevindingen betreffen de sokkel van de Sfinx, die volgens hem tekenen vertoont van “diepe verwering” die niet overeenkomt met die van de veronderstelde gelijktijdige piramiden in de buurt. De verwering, zo suggereert hij, wijst op een natter, regenachtiger klimaat bij Gizeh en daardoor op een vroegere ouderdom.
Als zijn bevindingen uitkomen, zal Prof. Schoch zich voegen in een lange traditie van niet-archeologische buitenstaanders die grote of kleine orthodoxies van de archeologie aan het wankelen brachten — de beroemdste is Heinrich Schliemann, de amateur die Troje opgroef. Waarschijnlijker is dat hij het grootste beroepsrisico van het vakgebied zal tegenkomen: de echt interessante vragen zijn niet op te lossen. Maar voor de Sfinx, tenminste, lijkt die onzekerheid op zijn plaats. De Sfinx heeft misschien iets van zijn mysterieuze sfeer verloren toen de voorsteden van Caïro rond zijn flanken zijn opgetrokken en toen de aanbidders die de Sfinx willen beschermen, hem hebben bedekt met grappig uitziende apparatuur. Maar de Egyptenaren noemen hem niet voor niets de “Vader der Verschrikking”. Degenen die vrezen dat de moderne technologie het mysterie uit de wereld zuigt, zouden moed moeten putten uit het feit dat het in dit geval misschien wel het tegenovergestelde doet.