Organismen in terrestrische ecosystemen beschikken over aanpassingen waardoor zij water kunnen opnemen wanneer het gehele lichaam niet langer in die vloeistof baadt, over middelen om het water van de beperkte plaatsen van verkrijging naar de rest van het lichaam te transporteren, en over middelen om te voorkomen dat het water van de lichaamsoppervlakken verdampt. Zij hebben ook eigenschappen die hen in staat stellen zich in de atmosfeer te handhaven, een medium dat veel minder drijfvermogen heeft dan water, en andere eigenschappen die hen in staat stellen weerstand te bieden aan de extremen van temperatuur, wind en vochtigheid die kenmerkend zijn voor terrestrische ecosystemen. Tenslotte hebben de organismen in terrestrische ecosystemen vele methoden ontwikkeld om gameten te transporteren in omgevingen waar vloeistofstroming veel minder effectief is als transportmedium.
De organismen in terrestrische ecosystemen zijn geïntegreerd in een functionele eenheid door specifieke, dynamische relaties als gevolg van de gekoppelde processen van energie- en chemische stroming. Deze relaties kunnen worden samengevat door schematische diagrammen van trofische webben, waarin organismen worden geplaatst volgens hun voedingsrelaties. Aan de basis van de voedselketen staan de groene planten, de enige organismen die in staat zijn de energie van de zon en de anorganische voedingsstoffen uit de bodem te gebruiken om organische moleculen te produceren. Terrestrische voedselwebben kunnen worden onderverdeeld in twee segmenten, gebaseerd op de status van het plantaardige materiaal dat erin terechtkomt. Grazende voedselwebben worden geassocieerd met de consumptie van levend plantenmateriaal door herbivoren. Detritusvoedselwebben worden geassocieerd met de consumptie van dood plantenmateriaal door detritivoren. Het relatieve belang van deze twee soorten voedselwebben varieert aanzienlijk in verschillende soorten terrestrische ecosystemen. Voedselwebben door begrazing zijn belangrijker in graslanden, waar meer dan de helft van de netto primaire productiviteit door herbivoren wordt geconsumeerd. Detritusvoedselwebben zijn belangrijker in bossen, waar minder dan 5% van de netto primaire productiviteit door herbivoren kan worden geconsumeerd.