Zandmigratie in de uitgestrekte Taklamakan woestijn in het Tarim-bekken (Xinjiang Uyghur Autonomous region, PR China) wordt beheerst door twee concurrerende transportagentia: wind en water, die in diametraal tegenovergestelde richtingen werken. Het netto eolisch transport is van noordoost naar zuid, terwijl fluviatiel transport plaatsvindt van zuid naar noord en dan van west naar oost aan de noordelijke rand, als gevolg van een geleidelijke noordwaartse helling van de onderliggende topografie. Wij presenteren hier de eerste uitgebreide herkomststudie van Taklamakan woestijnzand met als doel de wisselwerking tussen deze twee transportmechanismen en hun rol in de vorming van de zandzee te karakteriseren, en het potentieel van het Tarim-bekken als een bijdragende bron voor het Chinese lössplateau (CLP) in overweging te nemen. Onze dataset omvat 39 eolische en fluviatiele monsters, die werden gekarakteriseerd door detritaal-zirkoon U-Pb geochronologie, zware-mineralen en bulk-petrografie analyses. Hoewel de verschillen tussen de drie datasets subtiel zijn, blijkt uit een multivariate statistische analyse met behulp van multidimensionale schaling (MDS) duidelijk dat het zand van de Tarim-woestijn qua samenstelling het meest lijkt op rivieren die de Kunlun Shan (zuiden) en de Pamirs (westen) afvoeren, en duidelijk verschilt van sedimentbronnen in de Tian Shan (noorden). Een klein aantal monsters uit het Junggar-bekken (ten noorden van de Tian Shan) levert andere detritische samenstellingen en leeftijdsspectra op dan waar dan ook in het Tarim-bekken, wat erop wijst dat de eolische uitwisseling van sedimenten tussen de twee bekkens minimaal is. Hoewel de aanvoer van zand door rivieren in het Tarim-bekken overheerst, worden de sedimenten in de centrale zandzee door de wind geremobiliseerd en opnieuw bewerkt. Karakteristieke kenmerken van de grote rivieren kunnen worden getraceerd van de ingang van het bekken tot het eindpunt van de Tarim-rivier, en de rivieren die de woestijn van het zuiden naar het noorden doorkruisen, kunnen sedimenten door de zandzee laten passeren. Kleinere efemere rivieren uit de Kunlun Shan eindigen in de woestijn en voeren daar hun sediment af. Zowel de afvloeiing van rivieren als de windsterkte zijn sterk seizoensgebonden; hun respectieve transportsterkte en tegengestelde richtingen houden de Taklamakan in zijn positie en topografie.