Auteur: Een Onbekende Jood in
Datum geschreven: 200-50 v. Chr.
In het boek Wijsheid wordt de auteur niet genoemd. De Septuagint gaf het boek de titel “De Wijsheid van Salomo”, maar vroege Latijnse edities gaven het de naam “Boek der Wijsheid”. Het boek is oorspronkelijk in het Grieks geschreven door een Hellenistische Jood die waarschijnlijk in . Het feit dat het in het Grieks werd geschreven sluit uit dat Salomo het heeft geschreven. Salomo’s naam wordt in het boek niet genoemd, maar de schrijver doet zich voor als hem voor retorische doeleinden (7-9).
Het boek is geschreven als één doorlopend betoog in plaats van als afgekorte spreekwoorden. Het eerste deel (1:1-6:21) bespreekt de aard van de gerechtigheid en haar relatie tot de eeuwige bestemming van de mens.
Het midden van het boek prijst en beschrijft de wijsheid. In hfdst. 7-9 doet de auteur zich voor als Salomo (hoewel hij hem niet bij naam noemt) en beschrijft hij zijn liefde voor de wijsheid en zijn zoektocht daarnaar. De auteur personifieert wijsheid als een vrouw (7), vergelijkbaar met het boek Spreuken. Hfdst. 9 stelt Salomo’s gebed om wijsheid voor. Hfdst. 10 geeft een synopsis van de “geschiedenis” van de wijsheid, van Adam tot de Exodus. Het hele boek is geschreven in gestileerde Griekse poëzie die veel Hebreeuwse conventies en uitdrukkingen gebruikt. Als van de eerste helft van het boek gezegd kan worden dat het de theorie van de wijsheid schetst, past de tweede helft van het boek deze theorie toe op een case-study.
Ch. 11-19 beschrijven de lotgevallen van de rechtvaardigen en de goddelozen aan de hand van de case-study van de Exodus. Het gedeelte kan een beetje verwarrend zijn omdat de auteur het tot God richt als een gebed en hij gebruikt geen eigennamen om de Israëlieten en de Egyptenaren te beschrijven. In plaats daarvan gebruikt hij hen als illustratie voor alle rechtvaardige mensen, voorgesteld door , en voor alle goddeloze mensen, voorgesteld door de Egyptenaren. Hij vertelt de verhalen om te laten zien hoe dezelfde gebeurtenissen die als vloek dienden voor de goddelozen, zegeningen werden voor de rechtvaardigen. Bijvoorbeeld, water werd bloed voor de Egyptenaren, maar water stroomde uit de rots voor de Israëlieten (11:6-14). Manna viel uit de hemel op de rechtvaardigen, maar hagelbuien vielen op de goddelozen (16:16-29). De auteur dwaalt af naar een uiteenzetting over Gods barmhartigheid jegens de heidenvolken (11-12) en een bespotting van de heidense afgoderij (13-15).
De boodschap van het boek is vanaf het begin heel duidelijk. De schrijver spoort ons aan om gerechtigheid (1:1) en wijsheid (1:6) te zoeken omdat het zaken van leven en dood zijn (1:12). Door gerechtigheid te verwerpen, verwerpen de goddelozen het leven (2). Door hun daden krijgen de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen verschillende beloningen (3). De auteur benadrukt dat zelfs als een rechtvaardige jong en kinderloos sterft, zijn leven de moeite waard was (4:1; 4:6). Een paar keer parodieert de auteur de toespraken van de goddelozen, dus de lezer moet goed opletten wanneer dit gebeurt (2:1-20; 5:3-13).
Net als andere bijbelse wijsheidsliteratuur spoort het Boek der Wijsheid ons aan om te leven volgens Gods woord, om wijsheid te zoeken, om rechtvaardigheid te verwerven. Toch leefde de schrijver van de Wijsheid in een wereld waarin de volheid van Gods barmhartigheid nog niet was geopenbaard. Alleen door de genade van Jezus’ dood en verrijzenis zijn wij volledig in staat om te leven naar de roeping van God in het Boek der Wijsheid.