Er zijn 5 ontwikkelingsstadia die een kind moet doorlopen, voordat het met succes een volwassen driepootgreep kan gebruiken. Ze moeten elk stadium doorlopen en naarmate hun hand-, schouder- en armkracht en beweeglijkheid toenemen, kunnen ze ook overgaan naar het volgende ontwikkelingsstadium van de greep.
Stadium 1. Palmer-supinate greep
Houdt het krijtje/potlood in de vuist (hele hand) als een dolk. Ze gebruiken hele armbewegingen vanuit de schouder om te markeren. Door deze hele armbeweging werken ze bij voorkeur op een verticaal oppervlak.
Stadium 2. Palmer of digitaal-pronate greep
Houdt een kleurpotlood/potlood vast met de palm van de hand naar beneden gericht in de richting van het papier. Het potlood wordt vastgehouden door alle vingers en de duim. De beweging komt vanuit de schouder en de elleboog. Nogmaals, vanwege de manier waarop de arm beweegt, wordt de voorkeur gegeven aan een verticaal oppervlak.
Stap 3. Vier vinger en duimgreep
Houdt het krijt/potlood tussen de duim en vier vingers met het krijt/potlood bijna verticaal in de rechter bovenstand. Beweging komt vanuit de elleboog en de pols.
Stap 4. Statische viervoeter- of driepootgreep
Houdt het potlood bijna in de juiste positie, maar de ruimte tussen de vingers is kleiner dan bij een volwassen driepootgreep. Dit betekent dat de beweging komt vanuit de pols en grote vingerbewegingen.
Stadium 5. Volwassen/Dynamische driepootgreep
Dit wordt traditioneel beschouwd als de meest geschikte potloodgreep voor handschrift. Het potlood wordt vastgehouden tussen duim en wijsvinger met het potlood gesteund op de middelvinger. De ringvinger en de pink worden zachtjes naar binnen gekruld. Dit geeft een open wijde webruimte waardoor de beweging vanuit de vingers komt.