Twee gedichten in de Poetic Edda en twee boeken in de Prose Edda geven informatie over de brug:

Poetic EddaEdit

Thor waadt door rivieren terwijl de rest van de æsir over Bifröst rijden (1895) door Lorenz Frølich.

In de Poëtische Edda wordt de brug genoemd in de gedichten Grímnismál en Fáfnismál, waar hij Bilröst wordt genoemd. In een van de twee strofen in het gedicht Grímnismál waarin de brug wordt genoemd, voorziet Grímnir (de god Odin in vermomming) de jonge Agnarr van kosmologische kennis, waaronder dat Bilröst de beste van alle bruggen is. Later in Grímnismál merkt Grímnir op dat Asbrú “alles met vlammen verbrandt” en dat de god Thor elke dag door de wateren van Körmt en Örmt en de twee Kerlaugar waadt:

Benjamin Thorpe vertaling: Körmt en Ormt, en de twee Kerlaugs: deze moet Thor elke dag doorwaden, als hij naar de raad gaat bij de as van Yggdrasil; want als de As-brug helemaal in brand staat, koken de heilige wateren. Henry Adams Bellows vertaling: Kormt and Ormt and the Kerlaugs twain Shall Thor each day wade through, (When dooms to give he forth shall go To the ash-tree Yggdrasil;) For heaven’s bridge burns all in flame, And the sacred waters seethe.

In Fáfnismál vertelt de stervende wyrm Fafnir de held Sigurd dat goden elkaar tijdens de gebeurtenissen van Ragnarök, speren dragend, zullen ontmoeten bij Óskópnir. Van daaruit zullen de goden Bilröst oversteken, dat zal breken als ze het oversteken, waardoor hun paarden door een immense rivier zullen baggeren.

Prose EddaEdit

Bifröst verschijnt op de achtergrond als de goden ten strijde trekken in Battle of the Doomed Gods (1882) van Friedrich Wilhelm Heine.

Bifröst wordt verbrijzeld in De schemering der goden (1920) van Willy Pogany.

De brug wordt genoemd in de Proza Edda-boeken Gylfaginning en Skáldskaparmál, waar hij wordt aangeduid als Bifröst. In hoofdstuk 13 van Gylfaginning, vraagt Gangleri (Koning Gylfi in vermomming) aan de tronende figuur van Hoog welke weg er bestaat tussen hemel en aarde. Lachend antwoordt Hoog dat de vraag niet intelligent is, en legt verder uit dat de goden een brug tussen hemel en aarde hebben gebouwd. Hij vraagt ongelovig aan Gangleri of hij het verhaal niet eerder heeft gehoord. High zegt dat Gangleri het gezien moet hebben, en merkt op dat Gangleri het misschien een regenboog noemt. High zegt dat de brug uit drie kleuren bestaat, zeer sterk is, “en met kunst en kunde is gebouwd in grotere mate dan andere constructies.”

High merkt op dat, hoewel de brug sterk is, hij zal breken wanneer “Muspell’s jongens” hem proberen over te steken, en dat hun paarden zich zullen moeten behelpen met het zwemmen over “grote rivieren.” Gangleri zegt dat het er niet op lijkt dat de goden “de brug in goed vertrouwen hebben gebouwd als hij dreigt te breken, aangezien zij kunnen doen wat zij willen”. Hoog antwoordt dat de goden geen schuld hebben aan het breken van de brug, want “er is niets in deze wereld dat veilig zal zijn wanneer de zonen van Muspell aanvallen.”

In hoofdstuk 15 van Gylfaginning zegt Just-As-High dat Bifröst ook Asbrú wordt genoemd, en dat de goden er elke dag met hun paarden overheen rijden (met uitzondering van Thor, die in plaats daarvan door het kokende water van de rivieren Körmt en Örmt waadt) om Urðarbrunnr te bereiken, een heilige bron waar de goden hun hof houden. Als referentie citeert Just-As-High de tweede van de twee strofen in Grímnismál waarin de brug wordt genoemd (zie hierboven). Gangleri vraagt of er vuur brandt over Bifröst. High zegt dat het rood in de brug brandend vuur is, en dat zonder dat vuur de vorstjotnar en de bergjotnar “de hemel in zouden gaan” als iedereen die dat wilde Bifröst zou kunnen oversteken. Hoog voegt eraan toe dat er in de hemel “veel mooie plaatsen zijn” en dat er “overal goddelijke bescherming omheen is.”

In hoofdstuk 17 vertelt Hoog aan Gangleri dat de plaats van Himinbjörg “aan de rand van de hemel staat waar Bifrost de hemel bereikt.” Bij de beschrijving van de god Heimdallr in hoofdstuk 27 zegt Hoog dat Heimdallr in Himinbjörg woont bij Bifröst, en de brug bewaakt van bergjotnar terwijl hij aan de rand van de hemel zit. In hoofdstuk 34 citeert Hoog de eerste van de twee Grímnismál-stanza’s waarin de brug wordt genoemd. In hoofdstuk 51 voorspelt Hoog de gebeurtenissen van Ragnarök. High zegt dat tijdens Ragnarök de hemel zal opensplijten, en dat uit de spleet de “zonen van Muspell” zullen voortkomen. Wanneer de “zonen van Muspell” over Bifröst rijden, zal deze breken, “zoals hierboven is gezegd.”

In het Proza Edda boek Skáldskaparmál, wordt de brug een enkele keer genoemd. In hoofdstuk 16 staat een werk van de 10e-eeuwse skald Úlfr Uggason, waar Bifröst wordt aangeduid als “de weg van de machten.”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.