late 14c, farmacie, “een geneesmiddel dat het lichaam ontdoet van een teveel aan humoren (behalve bloed);” ook “behandeling met medicijnen; theorie van behandeling met medicijnen,” van Oudfrans farmacie “een laxeermiddel” (13c.) en rechtstreeks van Middeleeuws Latijn pharmacia, van Grieks pharmakeia “een geneeskrachtig of schadelijk geneesmiddel, een geneeskrachtig of giftig kruid; een geneesmiddel, gifdrank; tover(drank), kleurstof, grondstof voor fysische of chemische bewerking.”
Dit komt van pharmakeus (fem. pharmakis) “een bereider van geneesmiddelen, een gifmenger, een tovenaar” van pharmakon “een geneesmiddel, een vergif, philter, betovering, spreuk, betovering.” Beekes schrijft dat de oorspronkelijke betekenis niet duidelijk kan worden vastgesteld, en “Het woord is duidelijk Pre-Grieks.” De ph- werd 16c. in het Frans hersteld, 17c. in het Engels (zie ph).
Buck merkt op dat “Woorden voor ‘vergif’, afgezien van een geërfde groep, in sommige gevallen dezelfde zijn als die voor ‘drug’ ….” Naast het Griekse woord heeft hij Latijnse venenum “vergif”, vroeger “drug, medical potion” (bron van Spaans veneno, Frans venin, Engels venom), en Oudengels lybb.
Betekenis “het gebruik of de toediening van geneesmiddelen” is van ca. 1400; de betekenis van “kunst of praktijk van het bereiden, bewaren en samenstellen van geneesmiddelen en het verstrekken daarvan volgens voorschrift” is van 1650; die van “plaats waar geneesmiddelen worden bereid en verstrekt” is vastgelegd in 1833.